Proef 1.2.1: Lengte meetinstrumenten

24 september • Ton van der Valk

Een demonstratieproef waarin u verschillende meetinstrumenten voor lengtemeting toont en gebruikt.

Bij deze demo gebruikt u huis- tuin- en keuken meetinstrumenten voor lengtemeting.

1.Uitvoering

De docent toont hoe je verschillende instrumenten voor lengtebepaling, zoals de rolmaat, de duimstok en de geodriehoek, in de praktijk gebruikt om lengtes op te meten. Bij de bespreking gaat u in op vragen zoals: waarom is de duimstok handig voor een timmerman, maar gebruikt een kleermaker een meetlint en een stoffenwinkel een meetstok?

U begint met de vraag hoe groot de lengte van bijvoorbeeld het lokaal is. U kunt eerst aan de leerlingen vragen daar een schatting van te maken en aan enkele leerlingen naar hun schatting vragen (op bord schrijven). U laat vervolgens enkele lengte-meetinstrumenten zien en stelt de vraag: Welke kan ik het beste voor deze meting gebruiken? U vraagt enkele leerlingen naar hun antwoord en vraagt door: Waarom vind jij dat instrument het meest geschikt? Zo kiest u met de leerlingen het meetinstrument waarmee u de meting gaat doen. U kunt aan de orde stellen of de meting in cm, mm of zelfs tienden van mm kan/moet worden gedaan. De meetwaarde wordt vergeleken met de schattingen op het bord.

Desgewenst kunnen de leerlingen in groepen één van de lengte-meetinstrumenten krijgen en daarmee iets (naar eigen keuze of door u aangereikt) opmeten.

2.Praktische aanwijzingen

U hebt nodig (de leerlingen kunnen ook een meetinstrument meebrengen):

  • verschillende meetinstrumenten voor lengtemeting, zoals een meetlint (‘huishoud centimeter), een duimstok, een liniaal, een rolmaat

 3.Didactische aanwijzingen

Leerdoel: de leerlingen kennen instrumenten voor lengtemeting en hebben enig idee waarom er verschillende instrumenten voor lengtemeting bestaan.

Wijs op de eigenaardigheden van de verschillende meetinstrumenten. Zo begint een liniaal niet bij nul, maar is er altijd eerst een ‘loze’ halve centimeter. De rolmaat heeft aan zijn begin een schuifje, dat ingeschoven is als je een binnenmaat meet (bijvoorbeeld de binnenkant van een doos) en uitgeschoven als je een buitenmaat meet (bijvoorbeeld de buitenkant van een doos).

Voorkennis: De leerlingen weten al wat lengte is, ze kennen de meter, cm, mm, km.

Vragen voor, tijdens, na

Om de leerlingen bij de demo te betrekken, kun u voor de demo bijvoorbeeld de volgende vragen stellen:

  • welke meetinstrumenten voor lengte ken je?
  • waarom is de duimstok handig voor een timmerman, maar gebruikt een kleermaker een meetlint en een stoffenwinkel een meetstok?

En tijdens de demo:

  • kan ik met dit meetinstrument de lengte in cm, mm of zelfs tienden van mm bepalen?
  • heeft het bij deze meting zin om de lengte in tienden van mm. te bepalen?

Na de demo:

  • waarop moet je letten bij lengtemeting?
  • noem een voorbeeld waarin je een lengte/afstand in km zou kunnen meten. Waarom is het niet zinvol de lengte/afstand nauwkeuriger te meten?
  • Noem een voorbeeld waarin je een lengte in tienden van mm moet meten. Waarom zou dat dan nodig zijn?

Leswerk