Deze demo laat zien dat lucht bij verwarming uitzet en dat je die uitzetting kunt gebruiken om te bepalen ‘hoe warm iets is’. Deze demo draagt bij aan de opbouw van de begrippen ‘thermometer’ en ‘temperatuur’.
Het stukje les waarin deze demo past, kan het beste uit drie delen bestaan:
In de inleiding kunt u zeggen waarom u deze demo gaat doen (bijvoorbeeld bij de proef met de ballon op de fles hebben jullie gezien dat lucht uitzet als het warmer wordt. In deze demo gaan we kijken hoe we de uitzetting van lucht kunnen gebruiken om te bepalen hoe warm iets is)
Voor de demo zelf vindt u in het filmpje [Potjesthermometer.uitvoering] suggesties voor de uitvoering. Als u niet de gelegenheid hebt om de demo in de klas uit te voeren, kunt u ook dit filmpje aan de leerlingen laten zien of hen vragen het filmpje als ‘huiswerk’ te bekijken. U kunt de leerlingen ook zelf een potjesthermometer laten maken, op school of thuis.
In de bespreking na de demo helpt u de leerlingen onder woorden brengen wat ze bij de demo hebben gezien en hoe de potjesthermometer werkt. U kunt hen begrippen als ‘temperatuur’ en ‘ijken’ aanreiken.
Zie het het filmpje [Potjesthermometer.aanwijzingen voor de docent] voor praktische aanwijzingen bij deze proef. Voor de demo heb je nodig:
Zie het tweede deel van het filmpje [Potjesthermometer.didactische aanwijzingen voor de docent] voor didactische aanwijzingen bij deze proef (leerdoel, voorkennis, vragen).
De proef is eenvoudig voor de klas uit te voeren. U hoeft de handelingen niet zelf uit te voeren: een leerling kan de potjesthermometer met de handen verwarmen. U kunt de leerling vragen te vertellen wat er met de druppel gebeurt.
Leerlingen kunnen zelf thuis een potjesthermometer maken.
Aanvulling: inhoudelijk. De potjesthermometer is niet alleen gevoelig voor temperatuur, maar ook voor luchtdruk. Als de stand van de druppel in de loop van een dag veranderd is, kan dat niet alleen veroorzaakt worden door een temperatuurverandering maar ook door verandering van de druk van de buitenlucht.
* met dank aan Peter Duifhuis, Ad Mooldijk en Fridolin van der Lecq voor het maken van de filmpjes in het Teaching and Learning Lab van het Freudenthal Instituut (Universiteit Utrecht).