Vraag 08

Vraag 08

Door: Muller | Datum: Dinsdag 21 mei 2019, 19:28 uur (Bewerkt op: 21-05-2019 19:55)

opmerkingen

Antwoord:

Door: van Dooren | Datum: Woensdag 22 mei 2019, 16:17 uur (Bewerkt op: 23-05-2019 09:56)

Hier is een alternatieve methode mogelijk waar ook de volgende deelscores voorstel (ik heb hem naar het examenloket gestuurd).

Voor de omzetting van 1 mol CO2 is 21,3/2,59 = 8,22 L reactievolume nodig (1p)  [gecorrigeerd]
8,22 L reactievolume levert 8,22 L x 14,4 g/L = 118 gram barnsteenzuur (1p)
de molaire massa van barnsteenzuur is 118 g (dus het betref ook 118/118=1 mol barnsteenzuur) (1p)

 

Door: Wouter den Boer | Datum: Woensdag 22 mei 2019, 21:14 uur

Dit soort vragen kan altijd van verschillende kanten bewezen worden...Desnoods berekenen ze dat het molvolume in dit geval 21,3 moet zijn. Als ze maar naar elkaar toe rekenen en de stappen doorlopen.

Toch?

Door: Rijneveld | Datum: Woensdag 22 mei 2019, 22:19 uur (Bewerkt op: 22-05-2019 22:21)

@vanDooren: ik vind het een beetje vaag... (afgezien van de typfout, ik neem aan dat je 21,3/2,59 bedoelt). 

Maar leerlingen die deze stappen zetten, zetten er meestal geen eenheden bij en weten eigenlijk niet wat ze aan het doen zijn. Ik heb voor alternatieve routes (die er natuurlijk zijn) alleen punten gegeven als de leerling laat zien (dmv eenheden of beschrijving) wat hij uitrekent. 

Door: Inge Roos | Datum: Donderdag 23 mei 2019, 10:19 uur

Ik heb een leerling die uitrekent dat uit 1 mol CO2, 118,4 g barnsteenzuur gevormd kan worden. Vervolgens rekent hij uit dat i mil barnsteenzuur 118,09 g is. Hij zegt dan weliswaar 118,4 = 118,09, maar ik ben wel geniegd om dit helemaal goed te rekenen. Beetje in de lijn van  de eerste opmerking toch?

Door: Schaareman | Datum: Donderdag 23 mei 2019, 11:05 uur (Bewerkt op: 23-05-2019 11:17)

Er wordt gevraagd een verhouding te controleren en eenheden zijn in een berekening niet verplicht. Dit geeft veel alternatieve mogelijkheden om deze vraag aan te pakken, mijns inziens veelal geheel juist. In alle gevallen moeten de leerlingen wel de molmassa van barnsteenzuur (118 g/mol) uitrekenen.

Voorbeeld 1: 2,59 / 14,4 = 21,3 / x => x = 118 en de molmassa correct uitgerekend. Ik geef hier gewoon 3 punten, alles klopt.

Voorbeeld 2: 21,3 / 2,59 = 8,2.. (formeel eenheid mol-1) 8,2... x 14,4 = 118 (formeel dus eenheid g/mol) en de molmassa correct uitgerekend. 3 punten wederom.

Voorbeeld 3: (1 mol CO2 =) 2,59 (L) CO2 geeft 14,4 (g) barnsteen dus 21,3 (L) geeft 118 g, molmassa =118 conclusie: klopt. 3 punten ook hier.

Voorbeeld 4; vaker gezien; 2,59/21,3 = 0,12 mol CO2 dus 0,12 mol barnsteenzuur OF 14,4/0,12 = 118 klopt OF 0,12 * 118 (zelf berekend) = 14,4 klopt. Ook 3 punten

Waar ik meer mee worstel is met de koppeling (gaan we weer, gelukkig niet zo erg als bij vwo) met 7. Bij 7 heeft de leerling bv C4H6O2 staan, een foute molmassa. De leerling komt dan ook tot de conclusie (soms via een alternatieve berekening) dat de molverhouding NIET 1:1 is (maar bv 1:0,73). Ik ben toch geneigd, zeker gezien opmerking 2, hier de consequentheidsregel toe te passen en 3 punten te geven (want bij 7 mist de leerling al minstens 1 punt)

Door: de Kruif | Datum: Donderdag 23 mei 2019, 21:51 uur

@ Schaareman, als een fout bij opgave 7 leidt tot een juiste berekening met de conclusie dat ze niet 1 op 1 reageren vind ik dat 3 pnt waard, zo lees ik opmerking 2.

 

Wat te doen met een leerling die (helemaal juist) via de dichtheid naar mol CO2 rekent? Kost dat 1 punt? T immers niet gegeven, maar moeilijkere berekening wel goed uitgerekend...

Door: van Rijckevorsel-Krijnen | Datum: Vrijdag 24 mei 2019, 22:19 uur

@Schaareman: met alles wat je zegt volledig eens!

@de Kruif: ik zou inderdaad ook om die reden punten aftrekken. De berekening is welliswaar complexer maar de temperatuur onbekend. Er zijn precedenten in eerdere examens waar expliciet vermeld is  dat dit niet volledig juist gerekend mag worden meen ik mij te herinneren.