Vraag 02

Vraag 02

Door: Ad Mooldijk | Datum: Zondag 14 mei 2017, 21:05 uur

Plaats uw reactie

Antwoord:

Door: Liliane Bouma-Ploumen | Datum: Woensdag 17 mei 2017, 17:29 uur (Bewerkt op: 17-05-2017 17:30)

Je krijgt hier niet gemakkelijk punten. Ik zie berekeningen waarbij de vervangingsweerstand en geleiding worden berekend, met conclusie dat in 1 tak 150 ohm moet zitten. Maar dan gaat het mis. Volgens het antwoordmodel kan ik m.i. hier geen enkel punt voor geven, terwijl het maar een kleine stap is naar het inzicht dat RLDR 0,1 kOhm moet zijn. Ook geen enkel punt voor consistent aflezen. 

Door: van Helden | Datum: Woensdag 17 mei 2017, 17:43 uur

Daar kan toch 1e punt voor gegeven worden? Dan is de U=IR gebruikt en is er een splitsing gemaakt zoals in het model bij I1=1/2Itotaal. Het is een alternatieve oplosmethode die wat lastiger is, maar helemaal juist is en waar dus ook deelpunten gegeven mogen worden. 

Door: Laagwater | Datum: Donderdag 18 mei 2017, 06:23 uur

het derde bolletje kan toch gegeven worden voor het aflezen? ze komen bij mij door begripsfouten vaak op 75 Ohm of juist 25 Ohm, maar ze rekenen dat wel goed uit en lezen dan een waarde af op de grafiek. Dat lijk mij "completeren"

Door: Garmt de Vries-Uiterweerd | Datum: Donderdag 18 mei 2017, 10:29 uur

Op zich zou je zeggen dat "completeren" niet gegeven mag worden bij sterke vereenvoudiging of onjuist combineren. Maar in het verslag van de examenbespreking staat:

– Wanneer mag het completeren nog worden toegekend?

– Aflezen bij 75 Ω (7.5V / 100 mA): 3e bolletje

– Aflezen bij 150 Ω (7.5V / 50 mA): 1e en 3e bolletje

Dus als je én de hoofdstroom niet door twee deelt (1e bolletje) én niet inziet dat R1 en RLDR (of U1 en ULDR) opgeteld moeten worden (2e bolletje), wat toch een behoorlijke vereenvoudiging is, dan mag je alsnog het completeerpunt geven. Ik vind het prima.

Door: Kortstra | Datum: Vrijdag 19 mei 2017, 10:24 uur

Utrecht geeft voor het 3de bolletje ook mag als

– Aflezen bij 75 Ω (7.5V / 100 mA): 3e bolletje

– Aflezen bij 150 Ω (7.5V / 50 mA): 1e en 3e bolletje

Natuurlijk wel als dit binnen de marge afgelezen wordt. Ik heb figuur 5 in een tekenpakket geplaatst en met de schermcoördinaten berekent wat de verlichtingssterkte bij 75 en 150 Ω moet zijn. Ik kom op:

E bij 75 Ω: 48·103 lux

E bij 150 Ω: 29·103 lux

Door: Garmt de Vries-Uiterweerd | Datum: Vrijdag 19 mei 2017, 13:04 uur

Ik zou bij hoge lichtsterkte een ruimere marge hanteren dan bij lage lichtsterkte. De grafiek loopt daar immers veel vlakker.

Door: Bart van de Laar | Datum: Donderdag 25 mei 2017, 21:11 uur

Betekent hier 'completeren van de bepaling' ook dat de eenheid van het antwoord goed moet zijn? Moet ik dus een punt aftrekken als een leerling concludeert dat de lichtsterkte 39*103 E is (in plaats van lux)?

Door: Garmt de Vries-Uiterweerd | Datum: Vrijdag 26 mei 2017, 09:54 uur

Jazeker, voor het completeren van de bepaling moet ook de eenheid juist zijn. Zelfs als het een voor de leerlingen onbekende eenheid als de lux betreft.

Door: Koole | Datum: Zondag 28 mei 2017, 16:50 uur (Bewerkt op: 28-05-2017 19:21)

Een leerling behandelt de schakeling alsof R1 en R2 parallel aan elkaar zijn geschakeld en alsof LDR1 en LDR2 parallel aan elkaar zijn geschakeld; deze beide parallelle delen staan met elkaar in serie. R1 en R2 hebben dan samen een vervangingsweerstand van 25 ohm; hoofdstroom en klemspanning geven voor de gehele schakeling 75 ohm; zodat twee LDR's samen 50 ohm hebben en één LDR 100 ohm, waarna E=40 klux. Kan de leerling voor zo'n uitwerking 3 scorepunten verkrijgen?

Door: Garmt de Vries-Uiterweerd | Datum: Zondag 28 mei 2017, 17:14 uur

Dit is gewoon de volle 3 punten waard. Het gaat hier nog steeds om de situatie waarin er geen stroom door de motor loopt en UBC = 0, zodat de twee polen B en C van de motor als één punt behandeld mogen worden. Dit levert inderdaad de serieschakeling van twee parallelschakelingen op die de leerling hier gebruikt.