Vraag 04

Vraag 04

Door: Ad Mooldijk | Datum: Zondag 18 juni 2017, 15:39 uur

Geef uw commentaar

Antwoord:

Door: Floor Pull ter Gunne | Datum: Vrijdag 23 juni 2017, 14:05 uur

Ik heb problemen met deze vraag. Ten eerste wordt er bij beide streepjes gevraagd om uitleg. Volgens het CV hoeft er bij het eerste streepje alleen het antwoord (eigenlijk inzicht, maar dat kan niet zonder antwoord) gegeven te worden, nl de bijbehorende figuren. Het tweede bolletje is de toelichting die hoort bij de conlusie uit het vierde bolletje.

Ik zie niet in waarom er ruis is, als het licht direct op de detector valt. In ieder geval niet waarom die ruis even groot is als bij het signaal dat na verstrooiing op de detector valt. De grootte van het signaal na verstrooiing is volgens mij afhankelijk van de hoeveelheid rook en de grootte van de ruis hangt ervan af of deze rook in beweging is. Dat betekent dat ik ook twijfel of Hugo wel gelijk heeft. De detector zal in beide situaties een signaal geven als de hoeveelheid straling voorbij een bepaalde grenswaarde komt. De gevoeligheid van de detector is gedefinieerd delta U/delta hoeveelheid straling en is daarmee een eigenschap van de detector. In deze vraag wordt uitgegaan van een linaire gevoeligheid...en dat is niet altijd zo. 

Als je aan Marieke figuur 1 toekent, is het helemaal niet meer zo logisch dat Hugo gelijk heeft.

Het verschil tussen maximaal signaal en een kleine afwijking is even groot als tussen een minimaal signaal en een kleine afwijking. Dat resulteert bv in het verschil tussen een spanning van 5,0 en 4,5 V, en het verschil tussen 0 en 0,5 V. Ik zie niet in waarom dat laatste makkelijker te detecteren is omdat de detector daar gevoeliger is? Als je zo redeneert heb je 1 van de 4 punten. Als je met het verhaal meeredeneert zonder veel nadenken heb je er al snel meer.

Om de (mijn) verwarring compleet te maken, kun je volgens de opmerking alle antwoorden ook nog omdraaien: dus bij Marieke hoort een signaal dat omhoog gaat (3 en 4) en bij Hugo een signaal dat omlaag gaat (1 en 2). 

Door: Bert Oonk | Datum: Vrijdag 23 juni 2017, 21:13 uur

Ik heb vrijwel letterlijk dezelfde opmerkingen donderdag ingediend bij het examenloket.

Dit is de reactie die ik ontving:

Dank voor uw mail. Het correctievoorschrift bestaat uit het beoordelingsmodel én de algemene en vakspecifieke regels. In het correctievoorschrift zijn die antwoorden opgenomen die we konden voorzien op basis van het examenprogramma en de syllabus. Als een leerling een antwoord op de vraag geeft dat vakinhoudelijk correct is maar waarin niet is voorzien in het beoordelingsmodel, beoordeelt u (in overleg met collega’s/tweede corrector) of u een dergelijk antwoord goed kunt rekenen op grond van algemene regel 3.3.

Ik hoop dat u hiermee voldoende geïnformeerd bent.
 
College voor Toetsen en Examens