Vraag 11

Vraag 11

Door: Ronald Korporaal | Datum: Zondag 1 april 2018, 08:52 uur

Hier uw reactie.

Antwoord:

Door: Wilke | Datum: Zondag 20 mei 2018, 13:20 uur

Veel van mijn leerlingen hebben bij vraag 9 de carbonyl- en NH-groepen in één richting getekend (3e bolletje weg). Vervolgens komen ze nu met het antwoord dat de platen door de H-bruggen naar elkaar toegetrokken worden, terwijl de bovenliggende plaat geen H-bruggen maakt en daarom verder weg ligt. Vanuit het perspectief van een leerling begrijp ik dat wel, maat cv houdt geen rekening met deze denkrichting. Voorlopig 0p, tenzij iemand een optie heeft...

Door: Schaareman | Datum: Zondag 20 mei 2018, 15:51 uur (Bewerkt op: 20-05-2018 17:42)

De vragen 9 tm 11 vragen nogal wat qua ruimtelijk inzicht (daar is op zich niets mis mee). Ze stapelen helaas ook (dat is al een stuk minder). Als een leerling zich een fout ruimtelijk beeld vormt van de situatie komt dat tot uiting in fouten in de tekening bij vraag 9, verwarring tussen H-bruggen en VdWaals bij vraag 10 (hetgeen natuurlijk fout is omdat er expliciet naar VdWaals wordt gevraagd maar de verwarring is gezaaid) en tenslotte verwarring bij vraag 11. Ze moeten eerst BINNEN een beta plaat redeneren en nu TUSSEN de platen. Als ze ruimtelijk gezien de orientatie van de C=O en NH fout hebben geinterpreteerd leidt dat tot verwarring die gedurende de opgave alleen maar toeneemt. Ik zie echter vooralsnog geen mogelijkheid hier punten toch toe te kennen dus we zullen hier op de N-term van het examen moeten vertrouwen om dit gestapel recht te trekken.

De stapeling strekt zich zelfs nog uit naar de rest van de opgave, met name vraag 14, een leerling die een foute interpretatie heeft van de ruimtelijke orientatie van de beta platen concludeert dat de beta platen H-bruggen kunnen vormen en dus hydrofiel zijn (voorbijgaand aan het gegeven uit het begin van de opgave dat het fibroine hydrofoob is, dat gegeven raakt volledig ondergesneeuwd door alle misvattingen die een leerling kan opbouwen in deze opgave..)

Mijn leerlingen hebben vervolgens (begrijpelijk) zeer veel moeite om de ruimtelijke oriëntatie in goede bewoordingen weer te geven; dit is een zeer lastige vraag om na te kijken. Ik heb (vooralsnog) wel wat keren 2p uitgedeeld (aan leerlingen die bij vraag 9 het eerste bolletje goed hadden dus het ruimtelijke inzicht goed hadden) maar meestal maximaal 1 die neerkwam of op het 1e indien (waarbij ik af en toe een interpretatieslag heb moeten maken) of het eerste bolletje (waarbij ik verschil in grootte van zijgroepen tussen Ala en Gly overigens ook goed heb gerekend en niet alleen expliciet dat Ala / CH3 grotere zijgroepen heeft / zijn dan Gly / H.) 

Door: Theelen | Datum: Zondag 20 mei 2018, 17:26 uur (Bewerkt op: 20-05-2018 17:27)

Inderdaad wordt hier erg veel gevraagd van het ruimtelijk inzicht van de leerlingen (en de interpretatie van de geboden informatie via tekst en figuren).
Ik kom nu een leerling tegen die voortborduurt op de sterkte van de vanderwaalsbinding tussen de Ala vs Gly-restgroepen (waarschijnlijk geïnspireerd door de vorige vraag) en daardoor niet redeneert op basis van de grootte van de restgroepen.
Deze leerling geeft wel aan dat de ene keer Gly-Gly interactie tussen een bètaplaat plaatsvindt en de andere keer Ala-Ala, maar komt door de sterkere VdW-binding tussen de Ala groepen onderling net op een omgekeerde conclusie: dus een kleinere afstand in dat geval.
Ik vind het eigenlijk helemaal niet zo gek: hoe moet een leerling kunnen bepalen wat domineert in de afstand tussen de bètaplaten: de grootte van de zijgroepen of de sterkte van de VdW-interactie?
Hoeveel punten kan ik aan dit antwoord geven? Alleen de tweede bol? 

Door: Hurenkamp | Datum: Maandag 21 mei 2018, 13:35 uur

Ik wacht bewust met het corrigeren van vraag 11 tot na het verschijnen van het NVON-verslag van de examenbespreking. En de bovenstaande berichten sterken me in dat uitstel.

Door: Teeuwen | Datum: Maandag 21 mei 2018, 17:12 uur

In de vraag staat: maak gebruik van figuur 1. In figuur 1.2 is er geen verschil in afstand te zien en zijn alle zijgroepen op een zelfde manier weergegeven. Leerlingen richten zich daarom op figuur 1.1. Daar is wel duidelijk een verschil in afstand te zien en bovendien een kleine verschuiving van de verschillende lagen. Ik vind het dan ook logisch dat het eerste "indien..."-antwoord vaak gegeven wordt. Maar helaas, dan krijgen ze maar 1 punt. 

Door: de Goede-Aarts | Datum: Maandag 21 mei 2018, 17:55 uur

Een plaatje in het correctiemodel (als voorbeeld) zou hier wel handig geweest zijn.

En in figuur 1 lijken de lagen af en toe wat verschoven, dus dan krijg je idd meer een uitleg zoals bij die opmerking die maar 1 p oplevert. Verwarrend.