vraag 19

vraag 19

Door: Ad Mooldijk | Datum: Woensdag 9 juni 2021, 19:34 uur

Noteer hier uw vragen, antwoorden en opmerkingen.

Antwoord:

Door: Kooijman | Datum: Donderdag 17 juni 2021, 15:53 uur

Er komt nu net een correctie binnen waar *4 het correcte aantal cijfers van 2 naar 3 brengt maar volgens mij is de 87% nog steeds de beperkende factor in dit geheel?

Door: Els van Bevervoorde-Meilof | Datum: Donderdag 17 juni 2021, 16:09 uur

Ja mee eens. Ik was hier ook verbaasd over.

Door: Manon van der Waal | Datum: Donderdag 17 juni 2021, 17:00 uur

Ik vraag me af wat de gedachte hierachter is inderdaad. Die percentages zijn ook 'gemeten' waarden en dus behoren ze tot de significantiebepaling...

Door: Eulenpesch | Datum: Donderdag 17 juni 2021, 17:04 uur

Ik ben ook zeer verbaasd, waar is de onderbouwing van die aanpassing dan? Nog niet zolang geleden was in een CE examen hetzelfde in een rekenopgave met een percentage in 2 en andere gegevens in 3 decelmalen en toen gold ook 2 als significantie (maar toen mochten lln er nog één naast zitten). Wat te doen?

Door: Kooijman | Datum: Donderdag 17 juni 2021, 17:08 uur

Als het CV nu 3 significant goedkeurt maar het correcte antwoord 2 significant is dan mag je volgens 3.3 allebei goed rekenen?

Door: Thijssen | Datum: Donderdag 17 juni 2021, 17:32 uur

Onbegrijpelijk die aanvulling .....

Door: Kooijman | Datum: Donderdag 17 juni 2021, 17:44 uur

Volgens mij zou het juiste antwoord het volgende moeten zijn. Met extra tussenstappen en significantie met haakjes aangegeven; verder exact dezelfde getallen gebruikt. 

 

Er is dan 7,50·10-3×2,00=1,50·10-2 mol OH- toegevoegd.

Voor de omzetting van 87% van 1 mol butaandizuur tot C4H4O42- is 0,87×2=1,7(4) mol OH- nodig en voor de omzetting van de rest van die 1 mol butaandizuur tot C4H5O4- is 0,13×1=0,13 mol OH- nodig. Dus in totaal 1,7(4)+0,13=1,8(7) mol OH- per mol butaandizuur.

Er is dus1,50·10-21,8(7)=8,0(2139037)·10-3mol butaandizuur omgezet.

De massa glycerol is dus 8,0(2139037)·10-3×92,1=7,3(87700535)·10-1=0,74 g.

 

Tenzij ik ergens een foutje heb gemaakt is het correcte antwoord toch echt in 2 significante cijfers?

Door: Arthur van der Heiden | Datum: Donderdag 17 juni 2021, 18:16 uur

Helemaal eens met de berekening en redenatie van Kooijman. Je mag nu helaas (voorlopig?) alleen een antwoord in 3 significante cijfers goed tellen wegens die vreemde aanvulling.

Door: Suiters | Datum: Vrijdag 18 juni 2021, 12:01 uur

Helemaal eens met de reeds genoemde opmerkingen. In mijn ogen moet het ook 2 sign cijfers zijn, niet 3.

Een tweede vreemde aanpassing vond dat 7,50 .10^-3  x 2,00 = 1,500 x 10^-2  mol OH- 

Hoezo nu 4 sign cijfers 1,500 en niet 1,50 ??? Of zie ik wat over het hoofd (maakt voor het in mijn ogen goede antw in 2 sign cijfers natuurlijk niets uit ....)

 

Door: Heusden | Datum: Vrijdag 18 juni 2021, 12:43 uur (Bewerkt op: 18-06-2021 12:46)

Door het optellen van getallen kan de significantie van de som een grotere significantie krijgen (inderdaad krom, maar zo werken de significantieregels bij het optellen nou eenmaal). En dat probleem kan je hier krijgen.

Een leerling die in een berekening begint met het optellen van de percentages (in de juiste verhouding, dus 87 + 87 + 13) krijgt als antwoord 187 en dat antwoord staat in drie significante cijfers. Deze leerling hoort zijn eindantwoord dan in drie significante cijfers te geven.

Echter hierboven is al een perfecte berekening gegeven waarbij het antwoord in twee significante cijfers gegeven hoort te worden. Oftewel zowel het eerste correctievoorschrift als de aanvulling klopt niet, want de significantie in het eindantwoord hangt af van de manier waarop de leerling zijn berekening heeft uitgevoerd.