Vraag 10 |
||
---|---|---|
Door: Ad Mooldijk
|
Datum:
Zondag
24
april
2022,
22:06 uur
Plaats hier uw vragen, opmerkingen of overdenkingen. |
Antwoord: |
||
---|---|---|
Door: Wouter den Boer
|
Datum:
Maandag
16
mei
2022,
20:18 uur
Deze vraag wordt gesteld alsof het twee aparte vragen zijn, maar dat is niet zo. Ze zijn complementair. Als je er 1 beantwoord, beantwoord je ze eigenlijk beide. En dat leidt tot verwarring. Want dan gaan ze altijd een keer denken..."Huh, hier staat toch twee keer hetzelfde? " Het is toch geen biologie, mensen. Dit moeten wij duidelijker kunnen vragen. Of juist opener. Volgens mij ondersteund het correctiemodel mijn stelling. Want anders zou wel een puntje gegeven worden voor dat er ruimte zit in de bochten van de ketens die dus daaardoor naast elkaar kunnen komen. Maar nee, ook bij het eerdere punt komt al het tegen elkaar aan liggen...
Of zie ik het fout? |
||
Door: Molenkamp-Gorter
|
Datum:
Dinsdag
17
mei
2022,
14:49 uur
(Bewerkt op: 19-05-2022 08:09)
Ja, ik had in mijn eigen antwoord bij 10 al de vdw bindingen genoemdn. Wat moet je bij 11 dan nog opschrijven? |
||
Door: Groot Nibbelink-Mandemakers
|
Datum:
Dinsdag
17
mei
2022,
17:20 uur
Ik had zelf zoiets opgeschreven als dat de polymeerketens zich strekken, doordat je er kracht op uitoefent. Zo'n antwoord zie ik bij leerlingen ook terug. Dus niet expliciet het noemen van 'evenwijdig' of 'ordenen' of 'monomeereenheden op dezelfde manier opgenomen in de keten'. En bij synthetische rubber dat er 'bobbeltjes zitten aan de keten, waardoor je het minder goed kunt strekken'. 'Zijketens zodat je geen rechte lijnen krijgt'. Dat soort teksten. Ik vind het moeilijk om de juiste 'notie' eruit te halen. Wanneer is het wél goed, wanneer niet? twee punten? één punt? nul?
|
||
Door: Marjola Maas
|
Datum:
Dinsdag
17
mei
2022,
20:22 uur
lln beargumenteert dat in synthetisch rubber veel meer crosslinks gevormd zullen worden, waardoor ketens niet langs elkaar kunnen schuiven: "in natuurrubber ontstaan geen zijgroepen met C=C in aan de keten en kunnen er geen crosslinks gevormd worden. De ketens kunnen makkelijk langs elkaar schuiven, waardoor kristallijne gebieden kunnen ontstaan. In synthetisch rubber kunnen door additiereacties van de C=C in de zijketens wel crosslinks gevormd worden. Crosslinks zorgen ervoor dat ketens minder langs elkaar kunnen bewegen, waardoor het aandeel kristallijne gebieden kleiner is" Snijdt deze redenatie hout? Met het CV ernaast kan ik dit niet beoordelen, maar zelf dacht ik ook in deze richting toen ik het examen maakte. Kan ik punten toekennen en zo ja: hoeveel? |
||
Door: Wouter den Boer
|
Datum:
Dinsdag
17
mei
2022,
21:11 uur
@ Marjola Maas , maar zou dan niet juist de poly zonder kristallijne gebieden minder vervormbaar moeten zijn??? Want crosslinks zorgt voor minder vervormbaarheid. Terwijl de vraag juist wijst naar de kristalijne gebieden... |
||
Door: Marjola Maas
|
Datum:
Woensdag
18
mei
2022,
08:41 uur
@wouter: er is gegeven dat ketens normaal gesproken opgerold voorkomen en pas strekken als het rubber wordt opgerekt. Op dat moment ontstaan kristallijne gebieden, omdat de ketens gedeeltelijk (dus zelfs niet helemaal) strekken (omdat zoals leerlingen geleerd hebben uit de voorbeelden in de schoolboeken rubber een elastomeer is met een beperkt aantal crosslinks, die volledig strekken verhinderen). De leerlingen wordt gevraagd uit te leggen waarom het aandeel kristallijne gebieden in synthetisch rubber kleiner is dan in natuurrubber. Als er in opgerolde vorm meer/veel crosslinks aanwezig zijn (doordat de zijketens in synthetisch rubber C=C bevatten waar additie heeft plaatsgevonden), kunnen de ketens niet/minder goed strekken en ontstaan dus minder kristallijne gebieden. Dat lijkt mij een plausibele verklaring, of zie ik nog iets over het hoofd? |
||
Door: Marjola Maas
|
Datum:
Woensdag
18
mei
2022,
08:45 uur
@wouter, in aanvulling: in de tekst boven vraag 10 wordt (nog) nergens genoemd dat synthetisch rubber meer of minder vervormbaar is dan natuurrubber. Het zou raar zijn als de leerlingen de informatie na vraag 10/boven vraag 11 moeten gebruiken om vraag 10 te beantwoorden (overigens hebben een heel aantal leerlingen moeite met de betekenis "beter bestand tegen vervorming": is het dan juist soepeler of stugger?) |
||
Door: de Kruif
|
Datum:
Woensdag
18
mei
2022,
08:55 uur
Een argument hierbij is dat "Neem aan dat er geen crosslinks worden gevormd" bij opgave 9 in de vraag staat en niet gewoon in de tekst, dus dat er geen crosslinks gevormd kunnen worden geldt alleen voor je antwoord op vraag 9 en niet voor je antwoord op vraag 10...? En dan wordt het een moeilijk verhaal. @Groot-Nibbelink, al die formuleringen lijken mij van voldoende inzicht te getuigen |
||
Door: Wouter den Boer
|
Datum:
Woensdag
18
mei
2022,
11:22 uur
@Marjola: inderdaad leuke stelling over soepeler of stugger....beiden kunnen waar zijn, maar vraagt dus wel om dat de leerling inzicht geeft in hoe hij redeneert...dan kan in beide gevallen de punten toegekend worden, lijkt mij. |
||
Door: Marjola Maas
|
Datum:
Woensdag
18
mei
2022,
16:10 uur
(Bewerkt op: 18-05-2022 16:11)
ik dacht ook dat die opmerking over "geen crosslinks" in vraag 9 bedoeld was om het tekenen van de monomeereenheden niet nodeloos ingewikkeld te maken. Als die informatie ook bedoeld was voor het beantwoorden van vraag 10, dan had deze informatie naar mijn idee in de tekst gegeven moeten worden. ik ben het ermee eens dat er in de tekening op het CE geen crosslinks weergegeven zijn, maar figuur 2 is de weergave van natuurrubber. Hieraan kan de leerling geen informatie ontlenen over de structuur van synthetisch rubber. Het is dus uitsluitend op basis van een verduidelijkende opmerking bij vraag 9 dat een leerling moet bedenken dat hij/zij bij vraag 10 nog steeds de aanname moet doen dat er geen crosslinks worden gevormd? Want op vakinhoudelijke gronden is volgens mij te verdedigen dat het vormen van crosslinks het ontstaan van kristallijne gebieden belemmert.... ik ben benieuwd of de kringbespreking meer duidelijkheid geeft.
|