Vraag 19

Antwoord:

Door: Hans Kramer | Datum: Woensdag 22 mei 2024, 17:37 uur (Bewerkt op: 22-05-2024 18:50)

In figuur 5 staat de relatieve intensiteit tov Hζ uitgezet. De piek bij Hζ is derhalve automatisch 1, die hoef je dan niet af te lezen (staat ook in de notulen). 
De verhouding Hζ / Hγ = 1 / Hγ (met Hγ afgelezen) levert dus bol 1 en 2 op volgens mij.  
Alleen aflezen van Hγ zonder verder iets te doen lijkt mij niet genoeg voor bol 1 omdat er dan in mijn ogen niet impliciet een Hζ = 1 wordt afgelezen.

Door: Mark Havermans | Datum: Woensdag 22 mei 2024, 22:06 uur (Bewerkt op: 22-05-2024 22:11)

@Hans. Ik ben het daar wel mee eens, op jouw laatste zin na misschien (ligt eraan wat een ll verder nog doet natuurlijk).

De verticale as vermeldt de relatieve intensiteit tov Hzeta, Aflezen van Hgamma betekent dan toch dat 13,8 = Hgamma/Hzeta? Ik begrijp niet goed waarom het cv lijkt te verlangen dat je een moeilijke weg kiest van Hdelta/Hzeta (4,5) en die waarde deelt door Hgamma/Hzeta (13,8) waardoor Hzeta wegvalt. Daar worden nota bene de te verdienen bolletjes op afgestemd maar de leerling hoeft dan weer niet aan te tonen dat Hzeta wegvalt. Die staat toch op de verticale as vermeld? Dan moet je daar iets mee doen lijkt me...

Maar dan blijkt dat je met de reciproke van 13,8 bijna meteen klaar bent want in fig 4 vind je de lijn voor Hzeta/Hgamma. Dan verdien je al bol 1 en 2. Ik vind het eigenlijk een beetje raar als ik het cv lees.

Door: Hutjens | Datum: Donderdag 23 mei 2024, 15:15 uur

Ik snap de volgende zin uit het NVON document niet:
"Voor bol 1 kun je de onderste lijn gebruiken, maar dan moet je wel nauwkeurig figuur 4 aflezen; hiervoor hoef je geen tweede lijn af te lezen in figuur 5." 

Wordt hiermee de onderste grafiek in figuur 4 bedoeld? Die past toch niet bij het eerste bolletje?

Door: Garmt de Vries-Uiterweerd | Datum: Donderdag 23 mei 2024, 17:05 uur

Hutjens: bedoeld wordt dat je best met H_ζ en H_γ kunt werken (en dus naast H_γ geen andere lijn hoeft af te lezen). Het is wel zo dat de onderste grafieklijn in fig. 4 vlakker loopt en dus een grotere onzekerheid op T oplevert. Maar de marge is zo groot dat het meestal wel gewoon goed gaat.

Door: Schut-den Haan | Datum: Donderdag 30 mei 2024, 10:56 uur

Hoeveel punten kan je geven als het antwoord goed is maar er geen waarden voor de intensiteiten zijn genoteerd. Wel uitleg dat uit de verhoudingen in figuur 5 blijkt dat de temperatuur die waarde heeft.

Door: Schut-den Haan | Datum: Donderdag 30 mei 2024, 10:58 uur

Mag je het tweede bolletje geven als er rare berekeningen met de verhoudingen zijn gedaan? Drie verhoudingen bij 10.10^3 K bij elkaar opgeteld (uit figuur 5) en dan gedeeld door de verhouding van drie lijnen uit figuur 4. Het lijkt mij van niet.

Door: Jacco Dankers | Datum: Zaterdag 1 juni 2024, 16:28 uur

@Schut den Haan: 

In het eerste geval zeker niet alle punten. In de syllabus staat bij 'bepalen': Het gevraagde vaststellen en/of uitrekenen uitgaande van gegevens in de opgave en/of andere informatiebronnen. Voor minstens één van de grootheden in de berekening moet een waarde gegenereerd worden uit een grafiek, een figuur, een constructie of andere informatiebron. Uit de uitwerking moet blijken welke formules en/of principes zijn toegepast, welke waarden zijn gebruikt en welke stappen zijn gezet. 
In dit geval wordt in de vraag geëist figuur 4 en 5 te gebruiken en het is in het antwoord van de leerling niet duidelijik welke waarden uit figuur 5 zijn gebruikt en welke stappen zijn gezet. Bol 1 lijkt me sowieso te vervallen. Bol twee zou nog wel kunnen als de leerling het zelf over verhoudingen heeft. Over bol 3 twijfel ik. 

In het tweede geval lijkt het me 0 of 1 te worden, afhankelijk van de waarden die de leerling opgeschreven heeft. Die zouden bol 1 namelijk wel eens kunnen opleveren.