Vraag 16

Vraag 16

Door: Ad Mooldijk | Datum: Dinsdag 29 april 2025, 22:51 uur

Plaats hier uw vragen, opmerkingen of overdenkingen.

Antwoord:

Door: Bert Keegstra | Datum: Zaterdag 24 mei 2025, 19:38 uur

Is voor b1 (antwoord 1) het noemen van de alkylstaart voorwaarde? Een aantal leerlingen, noemt alleen dat copolymeer B "een groot hydrofoob deel heeft". Is dat voldoende?

Door: Janine Beelen-van Driel Krol | Datum: Zondag 25 mei 2025, 07:39 uur (Bewerkt op: 25-05-2025 07:47)

Of zelfs nog vager: 'Dat is omdat copolymeer A meer hydrofiel is dan copolymeer B." Ook geen staart genoemd.

Wel erg kort door de bocht.

 

Door: de Goede-Aarts | Datum: Zondag 25 mei 2025, 12:25 uur

@Bert: volgens mij is dat antwoord genoeg voor bol 1 want het tweede deel bij bol 1 geeft met al die / (oftekens) een antwoord waarin alleen l"ange hydrofobe keten" staat. 

Door: de Goede-Aarts | Datum: Zondag 25 mei 2025, 12:28 uur (Bewerkt op: 25-05-2025 14:12)

Twee vragen (vraag is toch moeilijker na te kijken dan ik dacht ...):

En wat doen jullie met bol 2 als de conclusie is dat hydrofoob en hydrofoob wel mengen en copolymeer B dus beter oplost in poly-etheen? 
Ik denk dat oplossen hier niet als juiste conclusie gezien mag worden, dus ik denk 2de punt niet toekennen?

En veel leerlingen praten alleen over het monomeer of ze schrijven "polymeer B heeft een langere hydrofobe staart" ipv staarten... Kost hen dat boletje 1? 

 

Door: Belgraver | Datum: Zondag 25 mei 2025, 15:50 uur (Bewerkt op: 25-05-2025 18:37)

@De Goede-Aarts: heel herkenbaar; goed verwoorden is heel moeilijk voor leerlingen. De scheikundige inzichten lijken mij goed genoeg in het laatste voorbeeld.

Het eerste voorbeeld (oplossen ipv hechten) is wel goed verklaarbaar. De hydrofoob/hydrofiel theorie is aangeleerd met oplossen als context. Ik zou geloof ik voor max 1 punt gaan.

Lijmen mbv H-bruggen is wel verklaarbaar voor leerlingen: er is extra interactie tussen de oppervlakten. In dit geval is de afwezigheid van een extra interactie blijkbaar toch de oorzaak van extra aanhechting. Volgens mij is er hier eerder sprake van verminderd delamineren door water waarom de stoffen aan elkaar blijven zitten. Aan polyetheen hecht bijzonder weinig...

Wat te doen met: "massa van B3 is groter dus de Van Der Waalsbinding met polyetheen is sterker." Het verschil tussen de monomeren, gevolg voor soort binding en effect binnen de context is goed maar hier niet het beste antwoord. Ik twijfel tussen 1 of 2 punten.

Door: de Goede-Aarts | Datum: Zondag 25 mei 2025, 17:24 uur

@Belgraver: dat laatste lijkt mij op zich chemisch helemaal juist, behalve dat het alleen over het monomeer gaat. Dat blijf ik lastig vinden, maar daarom zou ik hier toch voor 1 punt gaan. 

Door: Lindsey Appeldoorn-Vermeulen | Datum: Maandag 26 mei 2025, 14:03 uur (Bewerkt op: 26-05-2025 14:06)

@Belgraver ik zou ook voor 1p gaan omdat het over het monomeer gaat. Je weet niet wat de massa van het polymeer is omdat je niets weet over de ketenlengte. Dus massa's vergelijken is hier niet zinvol.

Verder: wat een nodeloos ingewikkelde omschrijvingen. copylymeer A bestaat uit DVE en B2; copolymeer B bestaat uit DVE en B3. Hadden ze die afkortingen niet iets handiger kunnen kiezen? In de opgave gaat het ook nog ergens over B4. Waar is B1 eigenlijk?