Deel 1: onze stage-ervaringen. Wij doen verslag van een voor ons ongewone en leerzame periode: onze stage in Suriname. We volgen de opleiding tot tweedegraads natuurkundedocent. Ons werd gevraagd of we mee wilden doen met het project BLiNaS (zie kader). Dit betekende dat dat wij, Anouk (vierdejaars student) en Sylas en Sietse (tweedejaars), in februari en maart 2020 in Suriname lesgaven op een school en daar het gebruik van de BLiNaS lestrolleys in de klas evalueerden. In dit eerste deel een sfeerschets van onze stage en van het onderwijs op de Surinaamse scholen.
“Het lijkt wel op broccoli…!” roept iemand in het vliegtuig. Kijkend naar beneden kunnen we hem geen ongelijk geven. In afwisselende hoogtes en verschillende schakeringen groen steken boomtoppen boven het landschap uit. Het helderblauwe logo van het KLM-vliegtuig staat in fel contrast met het bruine water dat zich een weg door de jungle baant. De lucht is heiig, wat het vochtige, tropische klimaat in Suriname verraadt. Hoe zal die eerste, langverwachte stap buiten het vliegtuig voelen?
Vanuit de Hogeschool Utrecht liepen we twee maanden stage in Suriname om een bijdrage te leveren aan project BLiNaS. Onze hoofdactiviteiten waren: bijdragen aan nascholingsbijeenkomsten in Commewijne, Nickerie en Paramaribo, bezoek aan de proefscholen van het Project en het observeren en geven van lessen op een van die scholen.
Het Project richt zich op natuurkundedocenten van muloscholen in Suriname. Het mulo-onderwijs is vergelijkbaar met de onderbouw havo/vwo in Nederland. Onze aandacht is gericht op het uitvoeren van practica tijdens de lessen. Die kunnen uitgevoerd worden met het materiaal uit de ‘lestrolleys’ (Van der Valk en Mooldijk, 2019) die aan het begin van onze stage op de scholen zijn gearriveerd.
Drie dagen in de week zijn we op onze stagescholen in Paramaribo te vinden. Voor Anouk is dat de J. Hirasingh School, een kleine mulo-school met een Hindoestaanse achtergrond. De klassen bestaan uit twaalf tot twintig leerlingen. Sietse en Sylas zijn op de I.P.J. Berkenveld school, een christelijke school, waar de klassen veel groter zijn.
Er zijn grote verschillen tussen het Surinaamse en Nederlandse (natuurkunde)onderwijs.
• Houd je van vroeg opstaan? In Suriname begint de eerste les rond half acht.
• Toe aan een leuke uitdaging? Leer het Surinaamse volkslied in het Sranan (de taal in Suriname). Aan het begin van de week wordt het Surinaamse volkslied (opo kondre man) gezongen tijdens het hijsen van de Surinaamse vlag.
• Haal je etiquetteboek maar onder het stof vandaan, want het gaat er zeer formeel aan toe in het onderwijs. Iedereen spreekt elkaar aan met ‘mevrouw’, ‘meneer’ of ‘juffrouw’ en ‘u’ – zelfs docenten onderling.
• Van een digitaal tijdperk is op school nauwelijks sprake. Alles, maar dan ook écht alles, wordt bijgehouden op papier. Een digibord kun je wel vergeten: er hangt een ouderwets krijtbord in de klas.
• Wat duurt dit lang… zijn ze echt zo slecht in rekenen? dachten we tijdens onze eerste observaties. Wat blijkt: er komt geen rekenmachine aan te pas…! Verdiep je dus in de ouderwetse staartdelingen. Want er wordt sterk gefocust op rekenvaardigheden.
• De lesuren zijn kort (40 minuten). Niet de leerlingen verplaatsen zich van lokaal naar lokaal, maar de docenten. Een echte schoolbel kennen ze hier niet: er wordt luid gebeld met een soort koebel!
• Er wordt nog niet veel gebruikgemaakt van voorbeelden uit het dagelijks leven of van proeven tijdens de natuurkundelessen. BLiNaS werkt hieraan!
• Terwijl we in Nederland activerende didactiek proberen te verweven in onze lessen om leerlingen te activeren en te enthousiasmeren, wordt er in Suriname vooral klassikaal lesgegeven. De hele klas geeft bijvoorbeeld tegelijk het antwoord op een vraag van de leraar.
Het Surinaamse en Nederlandse natuurkundeonderwijs hebben de lesstof met elkaar gemeen. Alhoewel… Alle Surinaamse mulo’s gebruiken de Nederlandse methode Natuurkunde voor Nu en Straks in Context uit de jaren tachtig. De meeste boeken vallen van pure ellende uit elkaar en veel bladzijden zijn hopeloos met tape aan de kaft bevestigd. Daarnaast zijn de boeken niet actueel meer: er wordt nog gerekend in guldens. Het ontbreekt aan een Surinaamse context die herkenbaar is voor de leerlingen. En, nog afgezien van dat Nederlands voor veel leerlingen hun tweede taal is, duiken er voor Surinamers ongebruikelijk woorden op: “Een krik? Wat is dat?” (Antwoord: “een jack”.)
Het takenpakket van een docent zit ook in Suriname aardig vol. En velen hebben ’s middags of ’s avonds nog een andere baan, zodat er weinig ruimte is voor zelfontwikkeling. Leraren worden nauwelijks bijgeschoold. De BLiNaS nascholing is daarop een uitzondering. Daarnaast zijn de schoolgebouwen verre van optimaal. Om de wind de kans te geven om te koelen zijn lokalen open en dus zeer gehorig. De ijzeren stoelpoten knerpen over de cementen vloer. Knap als je in zo’n lawaaierige omgeving les kunt geven! Bovendien is er vaak geen geld voor onderhoud, waardoor bijvoorbeeld het broodnodige practicumlokaal in verval is geraakt en zelfs verdiepingen zijn afgesloten wegens instortingsgevaar.
Tot slot is de tijd een probleem, of eerder het gebrek eraan. Docenten zijn zó toegewijd dat sommigen zelfs op zaterdag les geven, omdat het lesprogramma wel af moet, ook al beschikken ze slechts over de helft van de lestijd van Nederland. Petje af!
Helaas kwam er een ruw einde aan ons verblijf in Suriname. Ruim twee weken eerder dan verwacht werden we teruggeroepen naar Nederland vanwege de corona-uitbraak. Maar op dat moment sloot Suriname zijn luchtruim. We leefden enkele dagen in grote onzekerheid of we wel terug konden. Project- en stageactiviteiten waren niet meer mogelijk want de scholen werden gesloten. Excursies gingen niet door en ook de horeca ging dicht. Onze dagen bestonden uit Netflix, boeken lezen, dutten en hangen in en bij het zwembad. Een kleine week later keken we weer neer op de groene toppen van het oerwoud. Teleurgesteld omdat we de stage niet konden afmaken, maar ook opgelucht op weg naar ons oude, vertrouwde thuis.
BLiNaS is een afkorting voor Blended Learning in muloklassen Natuurkunde in Suriname. Het is een samenwerkingsproject tussen het Instituut Opleiding Leraren (IOL) in Paramaribo, de Universiteit Utrecht, de Hogeschool Utrecht en de NVON. Het is een vervolg op het NiNaS project (Gravenberch 2016, Van der Valk e.a. 2017) en loopt van december 2018 tot februari 2020. Het heeft tot doel muloleraren natuurkunde in Suriname bij te scholen in moderne onderwijsleervormen. De financiering komt uit ‘Twinning’-gelden van de Nederlandse regering en van de deelnemende instituten. In het kader van het project is een Proevenboek-website (Van der Valk e.a., 2018) gemaakt met demonstratieproeven die aansluiten bij het in Suriname gebruikte leerboek. Verder zijn er 57 lestrolleys (Van der Valk en Mooldijk, 2019) naar de scholen gestuurd, waarmee de proeven uit het Proevenboek in de klas uitgevoerd kunnen worden.
Voor de bronnen van dit artikel, zie de NVON-website en het volgende artikel.