Schietkatoen, buskruit en dynamiet

Anneke Dote

Schietkatoen, ook wel nitrocellulose of cellulosenitraat genaamd, is een ester van cellulose en salpeterzuur, dus cellulosenitraat is waarschijnlijk de meest verantwoorde naam. Nu is cellulose een polymeer van glucose die door nagenoeg alle planten wordt gemaakt en die de plant stevigheid geeft. Hout bestaat voor een groot deel uit cellulose; katoen en watten zijn nagenoeg zuivere cellulose. Cellulose bestaat dus uit duizenden aan elkaar gekoppelde eenheden glucose, elk met drie OH-groepen die voor verestering in aanmerking komen. Schietkatoen ontstaat door de behandeling van katoen met nitreerzuur, een mengsel van geconcentreerd salpeterzuur en geconcentreerd zwavelzuur, en knalt al als twee van de drie OH-groepen genitreerd zijn. Maar de explosieve kracht van volledig genitreerd schietkatoen is groter, ongeveer viermaal zo groot als die van buskruit. In een oud Kijk lees ik dat schietkatoen bij toeval in 1845 werd ontdekt door de Zwitser Christiaan Friedrich Schönbein. Hij was, tegen de wens van zijn vrouw in, in de keuken aan het experimenteren toen hij een mengsel van salpeter- en zwavelzuur morste. Hij veegde dat weg met het katoenen schort van zijn vrouw en hing dat boven de kachel te drogen. Niks aan de hand, totdat het schort droog was … BOEM!

NVOX

NVOX 2015 • nummer 1 • bladzijde 23

Artikel lezen?

Dit artikel is alleen toegankelijk voor leden van NVON. Wil je verder lezen?
Log dan eerst in

Nog geen lid? Meld u aan!