Voorwoord: Kennis, de basis voor beleid?

Jan Jaap Wietsma

Het voorwoord van voorzitter Jan Jaap Wietsma in NVOX 4 (2024)

Kennis, de basis voor beleid?

 

Hier heb ik geen actieve herinnering aan’. Iets vergeten gebeurt zomaar, zeker als er veel op je af komt. Op het moment dat ik dit schrijf ben ik al wekenlang druk met het ‘urenverhaal’, ofwel de ontwerpruimte voor de natuurvakken in de bovenbouw van havo, vwo en vmbo. Dat wil zeggen: aan ieder vak of leergebied is een percentage toegewezen van de totale tijd die leerlingen aan school besteden. Bij de vakken biologie en natuurkunde is deze ontwerpruimte kleiner geworden. De ontwikkelteams moeten zich houden aan deze omvang.

Bij de herziening in 2007 van de tweede fase havo en vwo, zijn deelvakken (zoals het verplichte bi1 en keuzevak bi2) samengevoegd, werden programma’s voor de profielvakken gewijzigd en nieuwe vakken (zoals nlt en O&O) ontwikkeld om kleur aan de profielen te geven. Er is toen besloten om vakken die verplicht zijn binnen één profiel (de onderscheidende profielvakken) een grotere omvang te geven. Voor de natuurprofielen werd dat biologie in het profiel NG en natuurkunde in NT. Bij de maatschappijprofielen kregen economie (EM) en de moderne vreemde taal (CM) die status. Scheikunde kreeg een plek in beide natuurprofielen en minder studielast. Biologie en natuurkunde hadden (als onderscheidende profielvakken) een omvang van 10% van de studielast op vwo, en 13% op havo. Scheikunde had in deze systematiek een omvang van 9%, net als nlt, wiskunde D en O&O. Bij het vmbo is de huidige lesurentabel omgerekend naar ontwerpruimte. Ook dit laat een reductie zien in biologie, natuurkunde (NaSk1) en scheikunde (NaSk2) ten opzichte van de huidige situatie.

Het ‘urenverhaal’ is verwerkt in een rapport met berekeningen die SLO heeft opgesteld voor het ministerie van OCW. De rapportage is toegevoegd aan de concept werkopdracht waar de Wetenschappelijke Curriculumcommissie over adviseerde. Ik heb geen actieve herinnering aan het moment dat de vakverenigingen goed hebben kunnen kijken naar die cijfers en de implicatie daarvan. Bij de herverdeling van ‘ontwerpruimte’ over vakken en leergebieden bleek er bij de beleidsmakers ‘geen actieve herinnering’ te zijn aan de reden dat bepaalde profielvakken een grotere omvang hadden dan andere. Het was wat rommelig, en dat is ‘hersteld’ door alle profielvakken even groot te maken. Dat heeft tot gevolg dat bij de ‘onderscheidende vakken’ een krimp te zien is in de ontwerpruimte waardoor uit de huidige vakinhoud geschrapt moet worden. Dat komt nog bóvenop de zogenaamde overladenheid. Ik hoop dat activeren van deze herinneringen helpt om de achteruitgang van de bètavakken te keren.

Deze operatie wordt noodzakelijk geacht vanwege het versterken van de aandacht voor basisvaardigheden (taal, rekenen, digitale geletterdheid en burgerschap), óók in de bovenbouw. Veel zorgen rond basisvaardigheden komen voort uit de waarde die we toekennen aan onderzoek, het PISA onderzoek in het bijzonder. Dat is een internationale toets met vragen over taalvaardigheid, rekenen-wiskunde en natuurwetenschap. Tegenwoordig digitaal afgenomen onder leerlingen van 15 jaar oud, en niet meetellend voor een cijfer. Deskundigen geven aan dat deze test eerder motivatie meet dan vaardigheden. Dat wordt mede gebaseerd op de waarneming dat leerlingen na de eerste vragen er steeds meer overslaan, of onwaarschijnlijk snel beantwoorden. Toch worden kelderende resultaten van dergelijke metingen wel gebruikt als motivatie om beleid op te baseren. Bijvoorbeeld het beleid om de training van basisvaardigheden extra ruimte te geven, tot in de bovenbouw, terwijl het om drijfzand lijkt te gaan. De vraag blijft waar de nodige kennis voor zulk beleid wél vandaan komt. 

In een eerder voorwoord betoogde ik al dat het onverstandig is om vaardigheden apart van kennis te trainen. Juist de vak-context is hier de ideale oefenplek voor. Voor deze aanpak is veel bewijs uit onderzoek, bijvoorbeeld rond begrijpend lezen. Dat wordt nu ook in praktijk gebracht voor vakoverstijgend rekenonderwijs. Samenhangend en éénduidig werken aan taal- en rekenvaardigheid in álle vakken helpt. Het zou mooi zijn als zulke kennis uit onderzoek én kennis uit het verleden gebruikt worden om beleid te maken.

Jan Jaap Wietsma
Voorzitter NVON
Reacties naar: j.j.wietsma@nvon.nl

3-Voorwoord-Kennis-de-basis-voor-beleid-NVOX-4-2024.pdf
NVOX

NVOX 2024 • nummer 4 • bladzijde 3