Vraag 07

Vraag 07

Door: Ad Mooldijk | Datum: Maandag 22 april 2024, 14:42 uur

Plaats hier uw vragen, opmerkingen of overdenkingen.

Antwoord:

Door: van Helden | Datum: Donderdag 16 mei 2024, 22:46 uur (Bewerkt op: 16-05-2024 22:49)

De berekening in deze vraag A/A lijkt uit te gaan van een homogene uitstraling door de ster in de richting van de waarnemer. Uit de grafiek in figuur 1 en 2 begrijp ik dat het niet homogeen is, anders zou de het middenstuk horizontaal lopen. Stel dat als gevolg van de bolvorm 40% van de ontvangen straling uit het middendeel van de ster komt en dat wordt afgedekt houd je 40% van de straling over, maar dat midden hoeft niet 40% van het frontaal oppervlak van de ster te zijn. Door figuur 4 wordt dit effect ook nog eens uitgelegd en kan het zijn dat leerlingen die vraag 7 even hebben overgeslagen er helemaal niet meer uitkomen. Klopt dit of maak ik een denkfout?     

Door: Pier Siersma | Datum: Donderdag 16 mei 2024, 22:52 uur

vreselijk om na te kijken, heel slecht gemaakt. maar de bolletjes zijn ook niet echt duidelijk

1e: iets met 0,9986 als relatieve intensiteit opschrijven
2e: 1 - 0,9986 = 0,0014 opschrijven
3e: iets met een kwadraat doen
4e: antwoord in 3 sign. cijfers.

Was vol goede moed, tot deze vraag slechts 1 leerling met 4 punten...

Door: Ruben Koster | Datum: Donderdag 16 mei 2024, 23:11 uur

Moeilijke vraag inderdaad. Het 2e bolletje is overigens niet alleen uitkomen 0p 0,0014 (logischer dan 0,00135 overigens), maar ook het inzicht dat dat de verhouding tussen de oppervlakken is.

Volgens mij elk jaar weer een ding, maar wat te doen met de leerling die de omgekeerde verhouding heeft uitgerekend (dus Rster/Rexoplaeneet in plaats van andersom)? 

Door: Faas | Datum: Vrijdag 17 mei 2024, 09:59 uur

@Ruben: als andersom gedaan, dan 4e bol weg?

Ik heb leerlingen die niet met 0,0367 komen, maar vertellen: de verhouding is 1 staat tot 27,3. Lijkt me prima, toch?

Door: Monsees | Datum: Vrijdag 17 mei 2024, 15:50 uur

Heel veel leerlingen doen wel iets met oppervlakten maar dan A = 4πr in plaats van   A = πr2  .
Is dan de derde bol nog te geven als ze wel tot de conclusie komen dat ze de wortel van de verhouding van de oppervlakten (waar ze overigens meestal 0,9986 ipv 0,0014 voor nemen), moeten gebruiken (dus wel door hebben dat de oppervlakte schaalt met r)?

 

Door: Dirk Verbaan | Datum: Vrijdag 17 mei 2024, 20:06 uur (Bewerkt op: 17-05-2024 20:07)

@Monsees: Ik denk dat dit niet kan: er wordt in het correctiemodel duidelijk gesproken over A evenredig met r kwadraat of gebruik opp cirkel. 

Door: Erik van Beek | Datum: Vrijdag 17 mei 2024, 23:14 uur

Ik zit met name te dubben over wat te doen als een leerling iets opschrijft met 0,0014. Wat doen jullie? Ik ken nu het punt niet toe, want dit kan een lucky guess zijn in plaats van inzicht in A/A. 

Door: Erik van Beek | Datum: Vrijdag 17 mei 2024, 23:20 uur

@Monsees.  A=4πr² gaat over de afstand van de ster tot waarnemer, en A=πR² gaat over de straal van de ster zelf. Dat levert nergens punten op (zowel, 2e/3e/4e niet).

Door: Reeuwerd Straatman | Datum: Zaterdag 18 mei 2024, 11:52 uur (Bewerkt op: 18-05-2024 20:20)

@ Ruben en @ Faas. Rster/Rplaneet is in principe toch ook een verhouding tussen Rplaneet en Rster? Ik zou daar niet snel over vallen eerlijk gezegd.

In het verleden is dat volgens mij ook altijd goedgekeurd.

Door: Garmt de Vries-Uiterweerd | Datum: Zaterdag 18 mei 2024, 12:25 uur

1 staat tot 27,3 is prima, zo kun je een verhouding gewoon noteren.