Vraag 18

Antwoord:

Door: Hurenkamp | Datum: Zaterdag 17 mei 2025, 17:38 uur

@Kooijman,
Ik ben ook niet zo voor tussentijds afronden, maar: het mag gewoon van de CvTE. En bij verschillende operaties in de berekeningen (keer/delen versus plus/min versus log/machtsverheffen)...

En inderdaad, het hangt (volgens mij, en blij dat u hetzelfde schrijft) af van de gekozen rekenaanpak. en het zijn idd. vuistregels. Er is dus meer goed te rekenen, wat de CvTE zou kunnen hebben overwogen in de algemene formulering van bol 4. Blijft het feit dat het vervelend is, dat de voorbeelduitwerking i.c.m. de syllabusregels juist leidt tot 4 s.c. en dat er dan 3 staan.

Ik denk dat ik er toch maar een CvTE-formulier aan ga wijden. 

Door: Nanja van Berkum | Datum: Zaterdag 17 mei 2025, 19:54 uur

Andere vraag over deze vraag:

Als ze stap twee niet snappen, en ze worden wat creatief en berekenen wel ergens een, overigens foutieve, massa van VB, kun je dan het 3e bolletje nog scoren door dat om te rekenen naar een percentage? Wat vinden jullie?

Door: de Kruif | Datum: Zaterdag 17 mei 2025, 20:12 uur

Vind ik lastig Nanja, tob ik ook mee.

Door: Hurenkamp | Datum: Zaterdag 17 mei 2025, 22:31 uur

Nee, ik vind (tot dusver) van niet.
Het idee van bol 3 is dat er een verband wordt gezien (en toegepast) tussen de (indirect) bepaalde massa van PVA en de massa PVB.

Ik kom idd regelmatig tegen dat ze het aantal mmol vrije OH-groepen doorvertalen naar een aantal mol PVB en dat maal de molaire massa van een PVB-eenheid (die 142) doen. 

Als een dergelijke shortcut wordt genomen bij bol 2 (dus om direct een massa VB te berekenen uit een titratie-resultaat), dan vermijd je die beoogde stap van massa PVA-> massa PVB. Dus ik heb dan bol 2 en bol 3 beide niet toegekend. 

Door: Hurenkamp | Datum: Zaterdag 17 mei 2025, 22:37 uur

Mijn melding significantie voorbeelduitwerking 3 s.c. versus de eigenlijke 4 s.c. is naar CvTE.

Hoop dat ze er iets mee doen, want de ellende is al zichtbaar:
een leerling doet alles exact zoals in het voorbeeldantwoord, inclusief die 3 s.c. in 79,2 massa-%. Die moet ik dus voorlopig de max-score geven (of toch niet?), terwijl leerlingen die het in 4.s.c. doen (en met recht), tja... Die zou je op basis van boltekst bol 4 ook wel 4p kunnen geven, maar het wringt met het vb-antwoord. Of andersom: de leerling van het voorbeeldantwoord en met de 3 s.c. voldoet eigenlijk niet aan boltekst 4. Maar zou bij een inzage ongetwijfeld - en volkomen logisch - zijn antwoord naast het voorbeeldantwoord kunnen leggen.

Discrepantie bollentekst vs voorbeeldantwoord is gewoon vervelend, Want: wat is nou maatgevend? (Ik dacht en denk altijd: de bollenteksten).

Wordt hopelijk vervolgd.

Door: Varlack | Datum: Zondag 18 mei 2025, 12:10 uur

Graag jullie input:

- 0,016 L x 0,650 M = 0,0104 mol ( bolletje een uiteraard, dus 1p)

maar dan:

2,2 g / 0,0104 mol = 211,54 g/mol (PVA-PVB)
211,54 - 44,1 = 167,44 g/mol (PVB)

167,44 / 211,54 x 100 = 79,2 %

Door: de Kruif | Datum: Zondag 18 mei 2025, 14:56 uur

@ Varlack, als de eenheden er echt zo bijstaan is het volgens mij in ieder geval goed, wan goed te volgen en molpercentage berekend dus voldoet aan de vraag.

Als er at random wat gedaan is, is het een ander verhaal denk ik.

Door: Schaareman | Datum: Zondag 18 mei 2025, 15:14 uur (Bewerkt op: 18-05-2025 15:28)

Het voorbeeld in het cv is inderdaad fout.... het moet in 4 significante cijfers.... Meestal komt de + en - regel niet voor.. maar nu dus wel....

Ik had m zelf op 3, vanwege de 0,650 (en die 44,1 is irritant nu, ik vond eerder al dat dat vaag was, zie vraag 15, maar nu weer... 44,052 volgens Binas namelijk) MAAR...

16,00 * 0,650 = 10,4 mL (en niet die extra 0 uit het cv, die slaat m.i. nergens op, alleen als er meer significantie gevraagd is dus met 0,6500 had die er gemogen) 

10,4 (*10-3) * 44,052 = 0,4581408 (of 0,4564 met 44,1... gaan we al weer). Nu gaan we van een * en / situatie naar een + en - situatie.. dus nu moet je de eerst de * / regels toepassen, voordat je verder gaat (zo heb ik het geleerd..). 3 significante cijfers dus (0,650, eenduidig) dus wordt het 0,458 (of 0,459 met 44,1). Dat zijn 3 decimalen.

2,200 is ook 3 decimalen 2,200 - 0,458 = 1,742 dat zijn 3 decimalen, maar 4 significante cijfers, want nu gaan we weer delen; 1,742 / 2,200  * 100% = 79,18 %

(overigens, als je niet die tussen-afronding maakt, blijft dat laatste punt staan; 2,200 is 3 decimalen, dus iets met meer decimalen (als je niet afrond voordat je de - som doet) wordt alsnog 3 decimalen en wordt het nog steeds 1,74-iets) dus 4 decimalen moet sowieso...

Het cv voorbeeld geeft 3 cijfers en is dus fout... hier kan men echt niet omheen denk ik...

3 cijfers zou kunnen, als je eerst het % PVA uitrekend, nergens nog een + of een -, dus eenduidig 3 significante cijfers. Dan kom je op 20,8 (of 20,9) %, dan ga je 100 (oneindig significant) - 20,8 (of 9) doen , één decimaal, dus dan mag het wel. Maar dat doet het voorbeeld in het cv niet.. dat doet 2,200 (met 3 decimalen) - iets en dan moet het antwoord ook in 3 decimalen, er komt iets uit boven de 1, dus dat wordt 4 significante cijfers....

Ik denk dat men er niet aan zal kunnen ontkomen hier het 4e punt te schrappen oftewel iedereen dat punt toe te kennen... (onderdrukt (mislukt) een zucht..) dit was toch te voorzien????

 

Door: Koen Tijssen | Datum: Zondag 18 mei 2025, 19:55 uur (Bewerkt op: 18-05-2025 19:56)

Het is ook jammer dat de significantie kan wisselen afhankelijk van of je bol 3 scoort.

Een leerling die alles goed doet, maar over het hoofd ziet dat je bij het berekenen van het percentage twee massa's van elkaar afhaalt en daardoor toch weer een significantie van 4 krijgt, haalt 3 scorepunten (bol 4 niet).

Een leerling die bijvoorbeeld niet doorheeft dat je het massapercentage van PVB moet berekenen en stopt bij PVA, zal 0,459 / 2,200 x 100 = 20,8% doen en dus wel terecht op een significantie van 3 uitkomen. Ook 3 scorepunten (alleen bol 3 niet).

Door: Tobias Schrama | Datum: Zondag 18 mei 2025, 20:57 uur (Bewerkt op: 18-05-2025 21:06)

Naast het feit of het 3 of 4 sign, wat ik graag dinsdag hoor:

Als leerlingen bij stap 1) 0.0104 mol berekenen dan hebben ze wel *1 maar kan *4 niet meer toch? Tussentijds afronden op significantie mag niet want moet eentje meer zijn? Of zijn we liever voor vergeten nullen achterop?

Zo leer je weer iets terugvinden

"In beide gevallen bedoelen we echter hetzelfde:

– De uitkomst bevat niet meer of minder significante cijfers dan op grond van de gebruikte gegevens in de berekening gerechtvaardigd is.

– Bij tussenantwoorden dient met voldoende significante cijfers te worden doorgerekend.  

Op de significantie bij tussenantwoorden is vakspecifieke regel 1 van toepassing: Een afwijking in de uitkomst van een berekening door acceptabel tussentijds afronden wordt de kandidaat niet aangerekend. Evenals de toelichting hierop in de syllabus: Het is gebruikelijk om tussenantwoorden niet af te ronden of af te ronden op één significant cijfer méér dan in het eindantwoord vereist is. Als een leerling tussentijds afrondt op het juiste aantal significante cijfers, kan dat een (kleine) afwijking in het eindantwoord geven. Dit wordt de leerling niet aangerekend. "

 

Als leerlingen bij stap 1) 0.0104 mol berekenen dan hebben ze wel *1 maar dan ook al *4? Wanneer is 4 te behalen? Bij de laatste berekening of laatste genoemde (tussen)getal?