Doel van deze proef is dat leerlingen kunnen uitleggen wat het verschil is tussen massa en gewicht.
In het dagelijks leven meet je je gewicht op een personenweegschaal in kilogram. Maar in de natuurkunde moet je gewicht in newton meten. En massa in kilogram. Deze proef laat zien waarom dat zo is. Het gewicht dat een personenweegschaal aangeeft, hangt af van de plaats waar je meet (Paramaribo of Amsterdam of de maan), van de stand van de weegschaal (op een schuinstaande weegschaal meet je een kleiner gewicht) en van je beweging (bij door je knieën zakken is je gewicht minder, bij je strekken is die meer dan bij stilstaan).
Je massa, een maat voor de hoeveelheid stof waaruit je bestaat, is in alle gevallen hetzelfde. Je meet massa met een balans die je met standaard massa’s in evenwicht brengt (zie proef 1.3.1b ‘Massa meten met een balans’). Zo vergelijk je de onbekende massa van het voorwerp aan de ene kant met de bekende standaardmassa’s aan de andere kant.
De set standaardmassa’s op een drager uit de leskist ‘algemeen’ kunt u aanvullen met twee Surinaamse muntstuk van 10 cent (2 gram) en twee paperclips. De meeste paperclips zijn vrij nauwkeurig 0,5 gram.
Zie hier voor een mogelijke uitvoering van de proef. De aanwijzingen voor de leraar vind je hier.