Proef 3.9.1 Hard en zacht; hoog en laag

6 februari

Doel van de proef: de leerlingen kennen de werking van een stemvork en weten dat zowel een hoog als een laag geluid hard of zacht kan klinken.

Benodigdheden (uit de lestrolley):

  • Twee of drie stemvorken
  • Iets om de stemvorken mee aan te slaan (bijv. rubber hamertje)
  • Bakje met water

NB in sommige lestrolleys ontbreekt het rubber hamertje dat op de foto staat afgebeeld.

Uitvoering: Vraag aan de leerlingen wat geluid nu precies is. Werk toe naar een antwoord als ‘geluid is een trilling van de lucht die naar ons oor kan komen en die we kunnen horen’.

Vraag ook naar kenmerken van geluid: hard en zacht; zuivere tonen en mengtonen; hoge en lage tonen; mooi en lelijke geluiden.

Introduceer de stemvork als een apparaatje dat een zuivere toon kan laten horen. Sla een stemvork aan, bijvoorbeeld met het rubberen hamertje. Houd de stemvork op een tafel, een kistje of een blik, (‘klankkast’) waardoor het geluid versterkt wordt (‘resonantie’). Merk op dat het geluid zachter wordt, maar dezelfde toon houdt. Houd de stemvork zo mogelijk ook tegen de klankkast van een gitaar of viool.

Laat zien dat de benen van de stemvork trillen door een aangeslagen stemvork tegen het oppervlak van het water in het bakje te houden: er ontstaan golfjes.

Laat een andere stemvork horen: een andere toon, die ook hard of zacht kan klinken. Benadruk het dat hard en zacht iets anders is dan hoog en laag. Leerlingen verwarren die twee nogal eens.

Wijs erop dat een stemvork met lange benen een lager geluid voortbrengt dan een met korte benen. Het getal dat op de stemvork staat, bijv. 512 Hz geeft het aantal trillingen per seconde (‘frequentie’). Hz = hertz = ‘per seconde’ is de eenheid van frequentie.

Leswerk