Duurzaamheid als katalysator van onderwijsvernieuwing

Huib van Drooge

Op 18 april is het jaarlijkse NVON congres. Daar zal de hoofdlezing worden verzorgd door Arjen Wals, Hoogleraar Transformatief Leren voor Sociaal-ecologische Duurzaamheid/Unesco Chair te Wageningen.

Vorige Volgende

Arjen Wals, wie ben je?
“53 jaar oud, geboren in Amsterdam. Getrouwd met Anne Gutenkunst en vader van Brian en Kendra. Zoon van Harry en Joke Wals. Ik kom uit een NME nest. Als puber vond ik dat educatie een te traag middel was om de wereld te verbeteren en dat het naïef was om te denken dat we iedereen van de natuur konden laten houden. Daarom ging ik milieuhygiëne studeren in Wageningen. Na het twee jaar volgen van de meer technische vakken (toxicologie, waterkwaliteit, luchthygiëne) realiseerde ik me dat de technologische oplossing
vooral ‘énd-of-pipe’ oplossingen waren en niets vragen van de mens zelf. De milieu- en duurzaamheidsproblemen die we hebben, zitten vooral tussen de oren: in de waarden die wij nastreven en het gedrag dat daaruit volgt. Inmiddels werk ik al weer 25 jaar hoofdzakelijk aan Wageningen Universiteit waar ik verschillende functies op diverse plekken heb bekleed, momenteel die van persoonlijk hoogleraar binnen de groep Education & Learning Sciences.

Vanuit welke studie(s) ben je in deze positie gekomen?
“Binnen de studie Milieuhygiëne in Wageningen was er destijds ruimte om een zogenaamd vrij profiel samen te stellen. Dat was uniek voor die tijd. Ik heb veel vakken gedaan binnen de maatschappijwetenschappen: milieueconomie, milieurecht, milieusociologie, milieuvoorlichting en ontdekte dat milieueducatie ontbrak. Uiteindelijk ben ik afgestudeerd op het onderwerp: de betekenis van het systeemdenken en het sociaal constructivisme voor NME. Daarna ben ik in 1991 aan de Universiteit van Michigan gepromoveerd.”

Wat was bepalend in je keuzes?
“Uiteindelijk de snelle achteruitgang van onze planeet en de overtuiging dat ik van louter werken aan groei, consumentisme, het draaiende houden van de economie en het vullen van de eigen portemonnee, niet gelukkig zou worden.”

Welke vaardigheid was de belangrijkste die je tijdens je opleiding geleerd hebt?
“Moeilijk – er zit een bepaald wereldbeeld achter zo’n vraag dat je dwingt te kiezen voor één ding, terwijl het gaat om de samenhang der dingen. Goed dan noem ik er drie: perspectiefwisseling, relationeel denken en omgaan met diversiteit.”

Je bent naast je hoogleraarschap in Wageningen nog op zoveel plaatsen actief. Kun je daar iets over vertellen?
“Ik ben op veel plaatsen actief en reis teveel. Ik werk deels in Zweden aan de universiteit van Gotenburg als gasthoogleraar op het terrein van Leren voor Duurzame  Ontwikkeling (LvDO). Ik ben ook regelmatig in Parijs als UNESCO Chair op het terrein van sociaal leren en duurzame ontwikkeling. Verder geef ik lezingen over de hele wereld waarbij je steeds moet afwegen: is de positieve impact van wat ik breng – in termen van het inspireren van mensen, het beïnvloeden van politici, de loopbaankeuzes van jongeren – groter dan wat zo’n reis de aarde kost. Ofwel, in principe reis ik alleen naar verre plekken als ik ervan overtuigd ben dat mijn ecologische handafdruk groter is dan mijn ecologische voetafdruk. Binnen Nederland ben ik actief als bestuurslid bij de Stichting Natuurwijs en lid van de Raad van Advies van Klimaatgesprekken.

Hoe kun je al deze functies combineren?
“Eerlijk gezegd vind ik dat het mij niet goed lukt. Maar ik kan slecht ‘nee’ zeggen waardoor het risico van op te veel borden tegelijk schaken levensgroot aanwezig is. Dat ik het tot nu toe vol weet te houden, is een combinatie van de blijvende urgentie van het thema ‘mensen en vooral jongeren voorbereiden op de wereld die komen gaat en die wij in een andere richting moeten zien te bewegen’, de energie die ik krijg van studenten en initiatieven in de samenleving die laten zien dat een transitie, ook binnen de economie, mogelijk is, en door zoveel mogelijk te bewegen om mijn hoofd leeg te maken.”

Wat is je visie op het gebied van duurzaamheid en een duurzame samenleving?
“Duurzaamheid is een permanente zoektocht naar wat, gegeven wat we nu weten en waar we nu zijn, de meest ecologisch, economisch en sociaal houdbare manier van handelen is. Deze zoektocht moet verankerd zijn in een morele overtuiging dat wij niet alleen moeten zorgen voor ons zelf, maar ook voor anderen: mensen ver hier vandaan, toekomstige generaties maar ook andere soorten. Het is geen eindstation. Er zijn geen eenduidige antwoorden die tot in het oneindige houdbaar zijn en die we moeten steeds herijken. Dat betekent niet dat we het niet weten of volledig in het duister tasten. Het betekent ook niet dat we moeten wachten totdat we het wel precies weten – want dat zal een illusie blijken. We weten best veel. Over wat niet duurzaam is en hoe we ecologische grenzen aan het overschrijden zijn. Duurzaamheid vraagt om een reflexieve, zoekende, kritische houding en bepaalde kwaliteiten als empathie en competenties als systeemdenken. Ik zie duurzaamheid als een betekenisvolle, relevante context voor goed onderwijs, een katalysator van onderwijsvernieuwing. Hoogwaardig onderwijs is fundamenteel voor een duurzame wereld. Duurzaam moet het nieuwe normaal worden, dan kan het label er op termijn af.”

Hoe kan de toekomstige jeugd het best voorbereid worden op een duurzame samenleving?
“Dat begint al in de kinderopvang, waar je ziet dat organisaties als ‘Groen Cement’ werken aan een duurzame kinderopvang met veel buitenuren, een biodivers buitenterrein onder het motto van ‘liever twee egels, dan 1000 tegels’, gezonde en verantwoorde voeding, het koesteren van waarden die aan de basis staan van een duurzame wereld: samen spelen, niets afpakken van anderen, dingen terugleggen en opruimen, niet discrimineren, conflicten bijleggen, goed zorgen voor de planten, de vissen en het konijn, af een toe een dutje doen en in de kring samen wat drinken. Het is triest dat, naarmate we verder op de onderwijsladder klimmen, we deze kwaliteiten kwijtraken. Wel worden we beter in reduceren, categoriseren, maken van onderscheid, aan onszelf denken, concurreren met anderen, het verspillen van energie, et cetera. We zouden meer moeten leren van de groene kinderdagverblijven. Het leren voor een duurzamere wereld vraagt om het ontwikkelen van concrete handelingsperspectieven. Onderwijs kan werken aan de ontwikkeling van alle kwaliteiten en vermogens die ik noemde, maar wanneer leerlingen niet concreet kunnen werken aan oplossingen, dan kan leren voor duurzaamheid leiden tot gevoelens van apathie en machteloosheid. Het begrijpen hoe dingen veranderen, hoe je veranderingen kunt tegenhouden, hoe bepaalde krachten en machtsverhoudingen in een bepaalde richting werken en andere richtingen uitsluiten en hoe je als individu of groep invloed kunt hebben, is ook essentieel.”

Duurzaamheid is door de leden van Tweede Kamer aangewezen als een belangrijk onderdeel van het toekomstige curriculum. Hoe kan dit het beste tot stand gebracht worden?
“Duurzaamheid in onderwijs betekent niet een extra boek op de al volle plank. Feitelijk zou duurzaamheid een katalysator van onderwijsvernieuwing moeten zijn die leidt tot goed onderwijs en leerlingen in staat stelt gelukkig te leven binnen verantwoorde ecologische, economische, ethische en sociale grenzen. De opgave is een schoolklimaat te creëren waarin duurzaamheid in de genen zit, ofwel; waarin duurzaamheid de ‘default’ (normaalwaarde) is in plaats van onduurzaamheid, zoals nu vaak het geval is.”

Welke onderdelen moeten daar zeker aan de orde komen?
“In de meest basale vorm leren leerlingen over een duurzamere samenleving door erin en ermee te leven. Dit vraagt om een geïntegreerde aanpak met aandacht voor de fysieke onderwijsleeromgeving. Het thematiseren van duurzaamheid als onderwijsinhoud krijgt voor leerlingen pas betekenis indien zij ervaren dat het werkelijk een issue is. Het gebouw (de inrichting, het gebruik van materialen, de kantine, omgang met afval, en energie) en de buitenruimte (de beplanting, hergebruik van regenwater en zonne-energie) weerspiegelen hoe aan een duurzamere samenleving vorm kan worden gegeven. Door er medeverantwoordelijk voor te zijn, leren leerlingen hoe zij er mede voor kunnen zorgen dat verdere ontwikkeling optreedt. Daarnaast moeten de aan duurzaamheid gerelateerde kerncompetenties en inhouden een plek krijgen in het curriculum. Feitelijk hebben we het hier over een onderwijstransitie. Om dit te kunnen realiseren, is naast visie en leiderschap ook lef, creativiteit en ondernemerschap nodig. Dit betekent dat docenten en  schoolleiders meer ruimte moeten krijgen om te experimenteren, een meer leefwereld-gebonden curriculum te ontwikkelen.”

Waardoor word je gepassioneerd?
“Vooral door het transitiedenken of het omdenken, met name de expressies daarvan in de praktijk. Noem het maar het transitie doen. Of het nu gaat om de transitie weg van fossiele brandstoffen of naar sociaal-ecologische voedselsystemen of weg van centrale sturingsmechanismen naar meer lokale off-the-grid bestuursvormen of de opkomst van de deeleconomie en de circulaire economie: het zijn allemaal bewegingen die vanuit de marges de mainstream aan het bereiken zijn. Daarin participeren, vraagt iets van het onderwijs, van bedrijven, van burgers, de overheid en van onderzoek. In het onderwijs komt zo’n transitie langzaam op gang. Kijk naar naar het ontstaan van living labs, EcoSchools, Groene Technasia, UNESCO-scholen, GLOBE-scholen en Geo Future Schools. Het signaleert dat we op weg zijn naar een tipping-point, een omslagpunt van het versnellen van onduurzaamheid naar het versnellen van duurzaamheid. En dat is maar goed ook want zo veel tijd hebben we niet.”

Wanneer ben je tevreden over duurzaamheid?
“Als het niet langer een cosmetisch iets is of oneigenlijk gebruikt wordt om bestaande systemen en structuren in stand te houden waarvan we weten dat ze onhoudbaar zijn. Pas als we echt de waarden, aannames en principes waarop de huidige globaliserende leefstijlen gefundeerd zijn, ter discussie gaan stellen en gaan veranderen, dan ben ik tevreden.

98-99_NVOX18_TDS_NR-2.pdf
NVOX

NVOX 2018 • nummer 2 • bladzijde 98-99