Koninklijke Burgers’ Zoo. Achtergrond en ontwikkeling van het Arnhemse dierenpark

Bas Lukkenaar • Koninklijke Burgers' Zoo

Op 30 maart 1913 maakte Johan Burgers in het Gelderse grensplaatsje ’s Heerenberg zijn bijzondere privéverzameling dieren voor het eerst toegankelijk voor het publiek. Destijds opende de voorloper van het huidige Koninklijke Burgers’ Zoo de deuren nog als ‘Faisanterie Buitenlust’. In ruim een eeuw tijd maakte het Nederlandse dierenpark een indrukwekkende ontwikkeling door, waarbij de revolutionaire filosofie tot  baanbrekende ontwikkelingen leidde in binnen- en buitenland. De grootschalige, vernieuwende projecten hebben een grote invloed uitgeoefend op de filosofie van de internationale dierentuinwereld en op het ontwerp, de vormgeving en de inrichting van moderne dierverblijven.  

Vorige Volgende

Aan het begin van de vorige eeuw waren dierentuinen vergelijkbaar met postzegelverzamelingen: parken waarin men zoveel mogelijk zeldzame diersoorten wist te verzamelen en liefst een zo groot mogelijke verzameling aan verschillende soorten van over de hele wereld bijeen wist te brengen, genoten prestige. Dieren werden destijds vaak, in hun eentje, in kleine verblijven gehouden en er was vaak maar weinig bekend over het natuurlijke gedrag van diersoorten, of over hun voeding. Een dierentuin die vijf verschillende ondersoorten van de panter in zijn collectie had, genoot in die tijd veel aanzien. Dierentuinen waren toentertijd vaak opgericht en beheerd door zoölogische genootschappen. Voor vakspecialisten was het interessant om juist de kleine verschillen op details tussen de ondersoorten te bekijken. En soms zelfs te bestuderen en te publiceren.
Tegenwoordig vinden we dit aspect veel minder relevant en over het algemeen zul je in dierentuinen vaak een kleiner aantal (onder) soorten aantreffen, waarbij de dieren bovendien in een natuurlijke groepssamenstelling worden gehuisvest.

Rond 1900

Johan Burgers was aan het begin van de twintigste eeuw erg onder de indruk geraakt van de filosofie van Zoo Hagenbeck in Hamburg. Deze Duitse dierentuin had, zeker in die tijd, het revolutionaire idee om dieren zo natuurlijk mogelijk te houden, waarbij zo min mogelijk gebruik werd gemaakt van tralies en hekwerken. Hagenbeck werkte reeds met panoramische vergezichten, waarbij bezoekers in de voorgrond Afrikaanse antilopensoorten zagen op een grote vlakte en vlak daarachter hun natuurlijke vijanden, zoals leeuwen. Ogenschijnlijk konden deze diersoorten bij elkaar komen, omdat Hagenbeck handig werkte met hoogte- en diepteverschillen en bijvoorbeeld grachten aanlegde als natuurlijke barrières. Tegenwoordig een zeer gangbare techniek in dierenparken, maar destijds ronduit revolutionair.

Opbouw van de verzameling

Burgers was een echte dierenliefhebber en had reeds een indrukwekkende verzameling fazantensoorten bijeen weten te brengen: op een zeker moment had hij zelfs de grootste fazantencollectie ter wereld. Johan Burgers maakte veel reizen langs dierentuinen in Duitsland en Nederland en al snel groeide zijn privéverzameling steeds meer en kwamen er bijzondere diersoorten bij. Geïnspireerd door Hagenbeck bouwde hij dierenverblijven in vergelijkbare stijl. Het eerste tralieloze roofdierverblijf van Nederland leidde zelfs tot verhitte discussies met betrekking tot de veiligheid in de gemeenteraad. Zo brak er een vruchtbare periode aan, waarin de bevriende Hagenbeck en Burgers elkaar over en weer bleven inspireren om telkens weer verdere vernieuwingen door te voeren. In 1923 verhuisde Burgers naar de grote stad Arnhem, omdat hij inmiddels zijn uit de hand gelopen privéverzameling dieren als een fulltime bedrijf was gaan runnen. Voor het voortbestaan van zijn dierenpark was het noodzakelijk dat hij naar een plaats zou verhuizen die logistiek veel beter ontsloten was.

De oorlogsjaren

De oorlogsjaren vormden de donkerste periode in de geschiedenis van het nog jonge Arnhemse dierenpark. Met name de Slag om Arnhem was een verschrikking, temeer omdat het dierenpark geregeld letterlijk in de vuurlinie tussen de Duitsers en de Geallieerden lag. Tussen de bombardementen door verzamelde de tweede generatie dierentuindirecteuren, dochter Lucie Burgers en haar man Reinier van Hooff, met gevaar voor eigen leven de karkassen van gestorven koeien in de omliggende weilanden om de roofdieren maar te eten te kunnen blijven geven. Toen de hele stad van de Duitsers geëvacueerd moest worden, kregen Reinier en Lucie toestemming om in het park te blijven om de dieren te kunnen verzorgen. Een verschrikkelijke tijd, waarin veel dode dieren en zelfs dode medewerkers waren te betreuren. De jaren na de oorlog stonden dan ook voornamelijk in het teken van de wederopbouw van een grotendeels verwoest dierenpark.

Vanaf de jaren zestig

Begin jaren zestig van de vorige eeuw namen zoon Antoon van Hooff en zijn vrouw Greet Wierenga het stokje over van de vorige generatie. Omstreeks deze periode kwam er steeds meer aandacht en belangstelling voor het natuurlijke gedrag van diersoorten. Men begon te beseffen dat sommige dieren in complexe sociale groepsstructuren leven (chimpansees, zebra’s en wolven), terwijl andere diersoorten juist solitair leven en alleen in de paartijd elkaars gezelschap tijdelijk opzoeken (panters, ijsberen en tijgers). Ook kwam er door onderzoek en studies in het wild steeds meer kennis over natuurlijke voeding van bepaalde diersoorten en hun natuurlijke gedrag. Voor dierentuinen betekende dit dat de filosofie over het houden van dieren begon te veranderen: dieren kregen meer ruimte en werden al naar gelang de soort en de natuurlijke situatie juist wel of juist niet in grotere groepen gehouden.

Burgers’ Zoo speelde hierin een belangrijke pioniersrol door in 1968 het eerste Safaripark op het Europese vasteland te openen. Ging het in 1968 nog om uitsluitend een Leeuwenpark, in 1969 werd het uitgebreid tot een echt Safaripark dankzij de komst van dieren als giraffen, zebra’s, diverse antilopensoorten en struisvogels. Voor het eerst waren de rollen in feite omgedraaid: mensen werden beperkt tot de beweegruimte van hun  eigen auto, terwijl de dieren juist in grote vrijheid leefden. Een revolutionaire ontwikkeling die al zeer snel op veel plekken verspreid over Europa navolging kreeg.

Latere ontwikkelingen

In 1971 werd de chimpanseegroep geopend: nog nooit eerder in een dierenpark werden meerdere volwassen chimpanseemannetjes en -vrouwtjes samen in één verblijf gehouden. De deskundigen waren dan ook vaak vernietigend in hun oordeel: dit was een absurd experiment dat tot groot bloedvergieten moest gaan leiden! Antoon en zijn broer Jan (professor emeritus in gedragswetenschappen aan de Universiteit van Utrecht) waren echter vol vertrouwen, niet in de laatste plaats omdat chimpansees in het wild ook in dergelijke complexe sociale structuren samenleven. Het werd een groot succes, waar later beroemd geworden gedragswetenschappers als Frans de Waal, Otto Adang en Jan van Hooff baanbrekend gedragsonderzoek zouden verrichten.

Met de opening van Burgers’ Bush, een overdekt tropisch regenwoud, in 1988 vond wederom een revolutionaire ontwikkeling in de dierentuinwereld plaats. Voor het eerst in de wereld werd een tropisch regenwoud grootschalig nagebouwd in een volledig overdekte hal met een oppervlakte van anderhalve hectare. Dieren leefden in grote vrijheid en bezoekers moesten als ware ontdekkingsreizigers hun ogen en oren goed de kost gaan geven om de dieren te spotten. Een zeer grote verandering ten opzichte van de vroegere postzegelverzameling, waarbij dieren vaak in zeer krappe  verblijven nauwelijks te missen waren en min of meer tentoongesteld werden! Ook hier reageerden de vakgenoten aanvankelijk zeer sceptisch: was dit nu waar de bezoekers op zaten te wachten? Dat ze zelf de nodige moeite moesten gaan doen om überhaupt dieren te kunnen ontdekken? 
Ook qua verzorging en management vroeg deze nieuwe manier van dieren houden om een totaal andere aanpak: het ecologische denken in voedselketens, symbioses en stofkringlopen deed zijn intrede. Al snel begon het tropisch regenwoud zich te ontwikkelen qua beplanting en ook de dieren vonden steeds beter hun plekje in het grotere geheel van het ecosysteem. De aanvankelijke scepsis sloeg al snel om in nieuwsgierigheid en bewondering. Deze natuurgetrouw vormgegeven ecosystemen – door Burgers’ Zoo ecodisplays gedoopt – waren een succes en werden gevolgd door opening van de rotswoestijn van Arizona (Desert, 1994), het tropisch koraalrifaquarium (Ocean, 2000), het oerwoud van Maleisië (Rimba, 2008) en bijvoorbeeld het zoutwater vloedbos (Mangrove, 2017). Het Arnhemse dierenpark stelt in zijn filosofie ‘dieren zo natuurlijk mogelijk te willen houden, liefst in zo groot mogelijke vrijheid’. De ecodisplays zijn in deze filosofie bovendien bij uitstek geschikt om ‘de passie, verwondering en bewondering voor de natuur over te brengen op de bezoekers’.

188-190_NVOX19_TDS_NR-4.pdf
NVOX

NVOX 2019 • nummer 4 • bladzijde 188-189-190