Voorwoord: onderwijstijd

Jan Jaap Wietsma

Het voorwoord van NVON-voorzitter Jan Jaap Wietsma: Onderwijstijd

Een jaar of tien terug was ik druk bezig met videolessen. Les geven aan twee of meer klassen tegelijkertijd, via camera’s en beeldschermen. De groep op afstand had geen leraar voor de neus, maar een beeldscherm waar de leraar in een lokaal in een ander schoolgebouw te zien en te horen was. Mijn les ging over praktisch werk met Lab on a Chip, pompen en slangetjes. Ik was bezig met het begeleiden van practicum op twee plekken tegelijkertijd. Leerlingen van de andere school zaten met hun toa in het lokaal. Het project was een van de innovaties, bedoeld om het lerarentekort te kunnen tegengaan. En bètavakken staan steevast in het lijstje van de tekorten.

Zodra het gaat over klassen en bevoegde leraren, spitst ook de onderwijsinspectie de oren. Wordt er wel les gegeven door bevoegde docenten? Voldoet een school wel aan de onderwijstijd? Ofwel: krijgt een leerling voldoende uren les van bevoegde mensen? Iedereen kan een video aanzetten waarop een docent uitleg geeft. Dat mag niet zomaar onderwijstijd heten. En: mag een les met een docent op afstand wel als onderwijstijd worden gerekend? De inspecteurs toen vonden van wel. Dus dit zou een
oplossing voor lerarentekort kunnen zijn. 

Experimenten doen betekent niet dat het probleem snel opgelost is. Er is nog steeds een lerarentekort en videolessen zijn geen gemeengoed geworden. Ja, er waren de verplichte onlinelessen in coronatijd, maar die halen het niet bij fysieke lessen in een lokaal. Toch worden er momenteel opnieuw experimenten uitgevoerd met videolessen om in krimpregio’s een vak in stand te houden als maar weinig leerlingen per school het volgen. Gezamenlijk vormen zij een virtuele klas. De techniek geeft veel nieuwe mogelijkheden hiervoor. Inmiddels is onderwijstijd op een andere manier weer een onderwerp van gesprek. Als het niet lukt om de doos te vullen (meer leraren), kun je ook de doos kleiner maken (minder onderwijstijd). Dan past het prima. Via een achterdeur wordt ook het kopje ‘overladenheid’ ingezet. Er zit te veel in het lesprogramma voor de leerlingen. Je kunt overladenheid beperken door te knippen in het aantal uren dat een vak heeft. Dat heet dan heel mooi: ontwerpruimte.
Ook daarmee kun je op lerareninzet besparen. Laten we die weg niet inslaan!

Ik denk dat het tekort aan leraren niet opgelost moet worden met het indikken van lestijd. Aan het eind van de rekensom hebben de resterende leraren gewoon meer leerlingen om les aan te geven, en per leerling minder aandacht en tijd. Dat gaat uiteindelijk ten koste van de kwaliteit en het werkplezier. Minder onderwijstijd betekent vanuit het perspectief van de leraar: een kleiner deel van de werkweek bestaat uit lesgeven, ten gunste van het ontwikkelen van het vak, didactische vaardigheid en het werkplezier. Dat hebben leraren nodig om met plezier leraar te blijven en vroege uitstroom tot staan te brengen. In mijn optiek: elke leraar heeft tenminste een hele dag in de week ruimte voor het ontwikkelen van zijn vak. 80 – 20: vier dagen les, één dag ontwikkeltijd in een context buiten school. Dit waardeert ook de plek die een leraar inneemt in een vakgebied, de maatschappelijke context of het bedrijfsleven. Wanneer mensen uit de werkpraktijk een of meer dagen gaan lesgeven, is dat ook een impuls voor het onderwijs.

Onderwijstijd. Prima om die voor leraren te verminderen, mits daar inhoudelijk interessant ontwikkelwerk voor terug komt. Geen goed idee om onderwijstijd voor leerlingen te verminderen. Als ergens minder tijd voor beschikbaar is, wekt dat de indruk dat het minder belangrijk is. En de zelfstandig en efficiënt werkende leerling die weinig lestijd nodig heeft is helaas een zeldzaamheid.

Jan Jaap Wietsma
Voorzitter NVON
Reacties naar: j.j.wietsma@nvon.nl

03_Voorwoord-Onderwijstijd_NVOX9_2023.pdf
NVOX

NVOX 2023 • nummer 9 • bladzijde 3