Op weg naar school vind je een prachtig lichtblauw, leeg ei van een merel; voor het raam van het lokaal strijkt een groepje pestvogels neer om bessen te eten; het is een mastjaar, onder de bomen ligt de grond vol eikels; er staat in de krant een vetgedrukte kop ‘Hoe kleuriger de cobra, hoe gevaarlijker zijn gif’ over onderzoek door Freek Vonk in Australië. Of een leerling komt binnen met een bladskelet, een gewonde vogel in een kartonnen doos, een braakbal of een handvol felgroen mos. Wat doe je? Hoe ga je met elkaar in gesprek?
‘Iets biologisch dat zomaar in de les belandt’ kan de aanleiding zijn voor een (korte) onderbreking van deze les. Vragen stellen en verwondering laten blijken, is dan belangrijk. Leerlingen kunnen zo, al voordat het hoofdstuk over ecologie in het boek aan de orde komt, concrete ervaringen opdoen met organismen uit de buurt; ze hebben in de korte intermezzo’s tijdens de les ecologische concepten leren kennen.
Het gesprek kan starten met een vogelei, vervolgens gaan over de beplanting en het beheer van het parkje en dan verder over zangvogels die meer broedsucces hebben omdat er meer struweel en bloeiende struiken en (dus) insecten en nestgelegenheden zijn. Vragen over ethische aspecten en persoonlijke motieven kunnen ongemerkt en zonder probleem ondertussen aan de orde komen.
Docentmateriaal
In de bij dit artikel behorende documenten staat als eerste een lijstje met vragen, die gebruikt kunnen worden bij de bespreking van een object; deze vragen worden vanuit verschillende perspectieven gesteld en in de volgende documenten met voorbeelden besproken