Doel van de proef: de leerlingen weten dat waterdamp onzichtbaar in de lucht aanwezig is.
Orientatie: ‘zoals je weet wordt een flesje met koud water aan de buitenkant nat als je het uit de koelkast haalt. Waar komt dat water vandaan? Leerlingen geven antwoorden zoals ‘uit de lucht’ of ‘waterdamp uit de lucht condenseert’.
Stel vervolgens de vraag: kan waterdamp ook condenseren op dit flesje met water dat niet koud is? Vraag door op het antwoord ‘nee’’ (waarom niet?) en op het antwoord ‘ja’ (wat moet ik doen om er water op te laten condenseren?).
Zet de bak met heet water voor de klas en houd het flesje water erboven. Er komt condens op. Vraag ‘waar om het condenswater vandaan?’ Ga in op het (onzichtbare) verdampen aan het hete wateroppervlak en het condenseren op het relatief koude oppervlak van het flesje. Laat ook zien dat de condens snel verdwijnt als je het flesje niet meer zo dicht bij het hete water houdt.
Conclusie: in lucht is waterdamp aanwezig. Koude lucht kan minder waterdamp bevatten dan warme lucht.