Het doel van deze proef is te laten zien dat er waterdamp in de lucht zit.
Verdwijnt water als het opdroogt? Nee, er komt dan iets anders voor in de plaats: waterdamp.
Neem een plastic flesje en laat daar (voor de klas) een druppel water invallen. Houd het even ondergedompeld tot de hals in warm water zonder dat er water in loopt. Draai dan de dop op het flesje. Laat aan de klas zien: de druppel water is opgedroogd.
Zet het flesje duidelijk zichtbaar op een tafel voor de klas en laat de leerlingen vertellen wat er vervolgens gebeurt (het flesje A deukt flink in).
Doe het flesje in de bak met ijs en laat het resultaat aan de klas zien: het flesje is nog meer ingedeukt. Wijs op de condens aan de binnenkant van het flesje.
Bespreek met de leerlingen de oorzaak van de indeuking (er zat waterdamp in die is gecondenseerd tot water, dat veel minder ruimte in neemt).
Vraag de leerlingen hoe je het flesje weer in zijn oude vorm kunt krijgen, zonder de dop los te draaien (het flesje even in het hete water houden: het gecondenseerde water verdampt weer).
Conclusie: Als water opdroogt, komt er iets anders voor in de plaats: (water)damp dat je niet kunt zien. Door afkoeling komt het water weer terug: het condenseert tot water, wat veel minder ruimte inneemt.
Je kunt de proef nog eens doen met een droog flesje, zonder er een druppel water in te doen. Ook dan deukt het flesje in en verschijnt er condens als je het in ijs houdt, maar veel minder. Conclusie: ook ‘gewone’ lucht bevat waterdamp.
