Doel van de proef: de leerlingen kunnen krachten die in dezelfde of tegengestelde richting op een voorwerp werken, samenstellen tot één kracht. Ze weten dat de som van de krachten op een stilstaand voorwerp nul is.
En verder: drie touwtjes
foto 1: Twee tegengestelde krachten
de leerlingen weten dat een kracht
Laat ze een tekening maken van de krachten als vectoren. Benadruk daarbij de grootte, de richting én het aangrijpingspunt van de krachten.
De regel ‘tegengesteld gerichte krachten moet je van elkaar aftrekken’ leidt tot het resultaat: de netto kracht (of ‘resultante’) op het karretje is nul.
foto 2: twee evenwijdig gerichte krachten naar links
Laat ze een tekening maken van de drie krachten als vectoren. En ook van de resultante kracht van de twee krachten links. De netto kracht op het karretje is weer nul!
NB 1. Leerlingen kunnen het denkbeeld hebben dat de kracht door de leerling die ‘actief’ trekt groter is dan de kracht door de leerling die ‘passief’ is en de veerunster alleen maar op zijn plaats houdt.
NB 2. Als je in plaats van het karretje bijvoorbeeld een blok hout gebruikt, speelt de wrijvingskracht op het blok mee. Dan kan het lijken alsof de krachten die je meet niet aan elkaar gelijk zijn. Immers, de wrijvingskracht blijft dan onzichtbaar.